maandag 24 november 2014

Deukalion & Pyrrha, ontploffende konijntjes en Turner.

De afgelopen dagen lees ik S. 's avonds voor uit 'De tocht van de Argonauten', een verzameling Griekse mythen, herteld door Simone Kramer.

Vanavond lezen we de mythe van Deukalion en Pyrrha. Kort samengevat komt het verhaal er op neer dat Zeus nogal teleurgesteld is in het gedrag van de mensen op aarde. Hij besluit alles op aarde uit te roeien door de boel onder water te zetten. Na afloop constateren S en ik dat het verhaal van Deukalion en Pyrrha wel héél erg lijkt op het verhaal van de zondvloed zoals dat in de Bijbel te vinden is. S vertelt geagiteerd dat ze dat een stom verhaal vindt: "Ja, en dan kom je van die boot, en dan sta je daar. Alles onder de bagger. En alles doodstil, natuurlijk. Want alles is dood...".
Peinzend over dit akelige beeld staren we een tijdje voor ons uit.

Trouwens, nu we het toch over de zondvloed hebben... Er is iets dat mij al een tijdje bezig houdt. "Wat gebeurt er eigenlijk als een walvis zomaar dood gaat. Zinkt 'ie dan naar de bodem?", vraag ik.

S. fronst. "Hoezo 'zomaar' dood?"
Ik: "Nou, stel je voor, een walvis krijgt spontaan een hartaanval of zoiets..." S. onderbreekt mijn verhaal met het geluid van een dramatisch stokkende adem. Het geluid van een walvis met een hartaanval, vermoed ik. "...en hij gaat dood", vervolg ik hardnekkig, "Zinkt 'ie dan naar de bodem? Ik bedoel, waar blijft zo'n groot walvissenlijk eigenlijk?" We denken allebei even na.

S overweegt hardop een paar mogelijke opties: "Zinken.... dat kan. Maar misschien gaat zo'n walvis  ook wel drijven. Of misschien wordt hij opgegeten door haaien. Of hij spoelt aan. Zo'n walvis spoelt toch ook wel eens aan?"
Ik:  "Oh jááá! Weet je nog dat we op Ameland zo'n filmpje zagen van een ontploffende walvis?"
S:  "Ieuw! Nee! Echt? Hoe kán dat?"
Ik:  "Nou, zo'n dooie walvis gaat van binnen rotten. Daarbij komen gassen vrij. Maar die kunnen er niet uit. Dus op een gegeven moment knapt zo'n walvis dan open. En dan flubberen die darmen er zo uit. Weet je dat niet meer? Van dat filmpje? In dat museum?"
S: "Ieuw! Nee! Nou bedankt hoor. Nou zie ik 't helemaal voor me. Net nu ik ga slapen. Lekker dan".
Ik: "Oh sorry, denk dan maar gauw aan iets anders. Eh... iets schattigs. Pluizige konijntjes of zo".

We vallen allebei stil. Om vervolgens, precies tegelijk, in lachen uit te barsten.
S., proestend: "Jij ziet nu óók ontploffende konijntjes voor je, hè?"
Ik: "Ja. Van die bolle ballonnetjes, met witte haartjes die recht overeind staan".
S: "En van die schele uitpuilende oogjes..."

En zo komen wij hier in huis dus binnen tien minuten via een Griekse mythe uit bij ontploffende konijntjes.

Gelukkig zijn er ook mensen die hun associaties bij het verhaal van de zondvloed beter op de rails weten te houden. Neem nou William Turner (1775-1851)

In 1843 exposeerde Turner een schilderij met de titel "Shade and Darkness - the evening of the Deluge". Het is een bijna abstract schilderij. Evengoed biedt het, zeker in combinatie met de titel, voldoende houvast voor interpretatie. De lichte kleuren in het midden lees je als licht dat weerspiegelt op water. De duidelijk zichtbare penseelstreken en halen en de grillige kleurvlakken op het doek wekken de suggestie van woeste beweging. De donkere boog met de zwarte stippen er onder lijkt op een immens hoge golf die op het punt staat over een zwerm vogels heen te slaan. En als je dat ziet, vermoed je in die donkere vlek in de onderste helft van het beeld de schaduw is van diezelfde golf die dreigend over het landschap valt. Dit is de allesverwoestende golf. Zoveel is wel duidelijk.

Het schilderij laat je voelen hoe nietig je als mens staat tegenover natuurgeweld. En dat was precies wat een Romantische schilder als Turner hoopte te bereiken: het benaderen van het 'sublieme'. Het ontzag voor het grootse en overweldigende van de natuur.

Een indrukwekkend schilderij. En nergens een spoor van ontploffende konijntjes. Daarvoor moet je dan weer bij ons zijn.



 afbeeldingen:
  1. Simone Kramer, De tocht van de Argonauten: verhalen uit de Griekse oudheid, Amsterdam 2008. Herkomst afbeelding: www.bol.com/nl/p/de-tocht-van-de-argonauten/1001004002518952/ (geraadpleegd 24/11/2014) .
  2. William Turner, Shade and Darkness - the Evening of the Deluge, 1843, olieverf op doek, 79 x 78 cm., Tate Gallery, London. Herkomst afbeelding: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:William_Turner_-_Shade_and_Darkness_-_the_Evening_of_the_Deluge.JPG (geraadpleegd 24/11/2014)

vrijdag 26 september 2014

Selfie van Parmigianino

Onlangs hadden ik het met S. over het fenomeen 'selfies' en over het feit dat je bij horen van dat woord gelijk denkt aan een smartphone. "Terwijl je met een fototoestel natuurlijk ook best een selfie kunt maken. Kijk maar", zei ik. "Alleen heb je in zo'n geval dus wel vooral je camera in beeld". Waarop S. mij meewarig aankeek en vervolgens fijntjes uitlegde dat ik de camera gewoon even om had moeten draaien. Met de lens naar me toe. Dan had ik in de spiegel namelijk het venstertje van mijn camera kunnen zien en zo kunnen controleren of ik een beetje goed in beeld stond. Ik keek haar glazig aan. "Kijk, zó..." Ze nam de camera van me over en maakte een foto van ons tweeën. Een twofie, zeg maar.

"Ik sta er raar op", zei ik, terwijl ik het resultaat van het experiment kritisch bekeek. S. keek heen en weer tussen het schermpje en mij. "Ik zie niets raars, hoor", zei ze geruststellend. "Zo zie jij er altijd uit". Juist. 
Die twofie heb ik lekker verwijderd. En mijn selfies maak ik voortaan als S. een heel eind uit de buurt is.

Het woord 'selfie' mag dan relatief nieuw zijn, het fenomeen zelfportret is dat natuurlijk niet. Het verschil tussen een selfie en een zelfportret is voornamelijk een kwestie van techniek. Tegenwoordig kan iedereen die een smartphone heeft in een mum van tijd een zelfportret maken. Maar vóórdat de fotografie gemeengoed werd had je, als je een selfie wilde maken waar je niet al te raar op stond, behoorlijk wat meer nodig. Talent, om maar iets te noemen. Een zekere vaardigheid in het schilderen, tekenen of graveren. Veel oefenen wilde ook nog wel eens helpen. Tijd had je ook nodig. Veel tijd. En een zeker zelfbewustzijn. Kortom: je moest er kunstenaar voor zijn. En je moest een spiegel hebben, natuurlijk.

De 21-jarige Italiaan Girolamo Francesco Maria Mazzola (1503-1540), beter bekend als Parmigianino, had het allemaal; het talent, de vaardigheid, het zelfbewustzijn, de tijd en de spiegel. Een bolle spiegel, in zijn geval. En precies dat maakt zijn zelfportret zo bijzonder. 

Iedereen die zichzelf wel eens weerspiegeld heeft gezien in een bol, glanzend voorwerp, herkent dit beeld. Als je een beetje in- en uitzoomt, lukt het je echt wel om je eigen hoofd een beetje fatsoenlijk in beeld te krijgen. Maar dat wat er om je heen te zien is, de rechte lijnen van ramen, muren of een plafond, wordt allemaal scheef en krom weerspiegeld in het bolle oppervlak. Voorwerpen op de voorgrond lijken juist extra groot. Dat laatste effect heeft Parmigianino bewust gebruikt om zijn eigen rechterhand, de hand waarmee hij zijn brood verdiende, prominent in beeld te brengen. Beetje ijdel, misschien. Maar je vergeeft het hem graag. Want geef toe, dit is een sterk staaltje schilderkunst.

Om de illusie van de bolle spiegel nog verder te versterken, heeft Parmigianino een rond paneel gebruikt. Als je de moeite zou nemen om het schilderij in het museum op te zoeken, zou je bovendien zien dat het paneel behalve rond ook bol is. De gouden lijst werkt ook mee. De lijst, het ronde en bolle paneel, de vervorming van het beeld....Het is net alsof je voor een 'echte' bolle spiegel staat. Alsof je over de schouder van de schilder meekijkt naar zijn spiegelbeeld. 

Die Parmigianino, die kon wat. En dat wilde hij de wereld laten weten, ook. Zoals wij onze meest geslaagde selfies op Facebook zetten in de hoop op een paar 'likes', zo stuurde Parmigianino zijn zelfportret daarom naar de paus. Want een 'like' of 'share' van de paus kon een kunstenaar mooie opdrachten opleveren. Het cadeau werd minzaam ontvangen, maar er werd niet op gereageerd. Of dat voor Parmigianino een reden is geweest om de paus te ontvrienden, vertelt het verhaal helaas niet.

afbeeldingen: 
  1. foto auteur
  2. Parmigianino (1503 – 1540), zelfportret in spiegel, 1524, olieverf op paneel, 24 cm doorsnee, Kunsthistorisches Museum, Wenen.

woensdag 10 september 2014

Minecraft en Insel Hombroich


Minecraft is één van S' favoriete computerspelletjes. Het is bedacht door de Zweed Markus Persson die er tegenwoordig, als ik Wikipedia mag geloven, € 250.000 per dag aan verdient. Maar dat terzijde. Voor wie het niet kent: Minecraft is een soort digitale LEGO. Met behulp van een onuitputtelijke hoeveelheid blokjes kun je landschappen inrichten met bouwsels, watervallen, dieren en nog veel meer.

De beginnende Minecrafter bouwt meestal eerst een simpel huis met een dak of een verdedigbare toren (je weet tenslotte maar nooit wat er allemaal langs komt aan ongedierte). Zo ook S. Maar toen ze eenmaal doorhad hoe je huizen kon bouwen, ontpopte ze zich al snel tot een nogal onorthodoxe architect. Zo zag ik, toen ik onlangs over haar schouder meekeek, een werkelijk gigantisch wit konijn in het landschap staan.
"Is dat kunst?" vroeg ik. "Nee, een huis in de vorm van een konijn", antwoordde ze. "Wil je even binnen kijken?"  

Binnen kijken? Virtueel rondlopen door je eigen gebouwde en zelf ingerichte huis? Dat klonk mij, een kind van de LEGO generatie, tamelijk hip in de oren.

Al rondlopend door de wondere wereld van Minecraft vroeg ik me af waar me dit toch aan deed denken. Een afwisselend landschap met bomen en waterpartijen.... wonderlijk geometrische gebouwen... Opeens wist ik het: Museum Insel Hombroich. In Duitsland.

Wat de jongens van Minecraft sinds een paar jaar digitaal doen, deden ze op Insel Homboich in de jaren '80 van de vorige eeuw ook al. Maar dan analoog. Dat zit zo. 

In 1982 kocht de makelaar Karl-Heinrich Müller (1936-2007) een stuk land aan de oever van het riviertje de Erft met de bedoeling op het terrein een openluchtmuseum te scheppen voor zijn indrukwekkende collectie kunst (denk: Rembrandt, Calder, Schwitters, Arp, Cézanne, Matisse, Chinese oudheid... dat soort werk). Müller wilde meer dan een grasveld met een oprijlaan en een kunstschuur. Zijn droom was een om een landschapspark te scheppen waar bezoekers konden genieten van natuur, vrijstaande beelden en mooi vorm gegeven gebouwen vol prachtige kunst. Met het oog op dat laatste werd de kunstenaar Erwin Heerich (1922-2004) uitgenodigd om een serie gebouwen te ontwerpen voor het museum.
Daar werden er uiteindelijk in de jaren '80 en '90 ruim tien van gebouwd.


Een paar van de gebouwen die Heerich ontwierp voor Insel Hombroich, staan bekend als 'begehbare Skulpturen'. Oftewel: beeldhouwwerken waar je in rond kunt lopen. Want ook Heerich was een man met een missie. Zijn ideaal was om de grenzen tussen architectuur en beeldhouwkunst op te heffen. Daarin is hij geslaagd. Want zijn 'begehbare Skulpturen' zijn zowel functioneel kunstwerken als een kunstige gebouwen. 

Het werk op de foto hiernaast, getiteld 'Turm' (toren) is zo'n 'begehbare Skulptur'. Het staat op Insel Hombroich. De strakke, bijna streng geometrische vormen van de Turm zijn  kenmerkend voor de stijl van Heerich.

Landschappelijk park... bijzondere bouwsels waar je ook echt in kunt.... geometrische vormen... Zeg nou zelf. Insel Hombroich is gewoon de analoge voorloper van Minecraft! 

 


Ik zie 't helemaal voor me. Hoe een stelletje Zweedse toeristen over Insel Homboich struint:

"Ja man, die gast heeft dus gewoon een stuk land gekocht, beetje vijvers aangelegd, beetje bomen geplant..."
"Cool".
"Dat zeg ik. En die andere gast heeft daar dus van die vet coole blokjes-gebouwen op gezet. Waar je ook echt in kan".

"Awesome".
"Zeg...Ik zie opeens een game voor me, weet je? Beetje zo'n landschap inrichten. Met van die blokjes".
"Cool".

"Ja man. Maar dan moet er wel een beetje actie in zo'n game, weet je".
"Zombies?"

"Zombies. Ja. Vet man. En dan noemen we dat bouwen de 'creative mode' en dat met die zombies de 'survival mode'".
"Awesome".

Aannemelijke theorie, toch? Zeg nou zelf.


afbeeldingen:
  1. minecraft. Bron afbeelding: http://www.wallm.com/images/2012/12/minecraft-games-video-images-632782.jpg (geraadpleegd 21 juni 2014)
  2. minecraft, konijnenhuis met wortelschuur, gebouwd door S. Foto van de auteur.
  3. Erwin Heerich, Turm, Museumsinsel Hombroich. Bron afbeelding: wikipedia: https://de.wikipedia.org/wiki/Erwin_Heerich#mediaviewer/Datei:Heerich_Turm_Hombroich_2006.jpg (geraadpleegd 10 september 2014)

dinsdag 2 september 2014

Waarom egels stekeltjes hebben

Voor de zomervakantie heb ik in groep 7/8 van meester Wim verhalen verteld. Twee kinderen uit de klas, Gabriëlle en Kyra, hebben daarna de uitdaging aangenomen om zelf een verklaringsverhaal te schrijven. Het verhaal van Gabriëlle heb ik al eerder gepubliceerd. Vandaag volgt het verhaal van Kyra. Dankzij haar verhaal weten we nu eindelijk hoe het komt dat egels stekeltjes hebben.




Waarom egels stekels hebben 

Het was vrijdag avond, een prachtige avond, het was niet echt koud, maar ook niet te warm. Er stond een klein briesje dat je kippenvel bezorgde. Het was nu precies een jaar geleden dat god een paar schattige kleine zachte diertjes had gecreëerd. Hij noemde ze egels. Ze waren zacht zonder bescherming op hun huid.

God staarde met tranen in zijn ogen naar een dood egeltje. Het egeltje was gedood door een van de grote wezens die de duivel beren noemde, de duivel had ze zelf gecreëerd. God was woedend dat de duivel zijn beren al zijn egeltjes had dood gebeten, dus god liep naar de duivel zijn terrein en sprak de duivel aan."Ja, jouw beren doden al mijn egels dus ik vind dat jij dat wel even recht kan zetten," zei god. 
"Nou god, zullen we het anders zo doen, ik verzin een idee om jouw egels te beschermen als mijn beren nog steeds in dat gebied mogen leven", stelde de duivel voor. 
"Nou, ik vertrouw jou niet helemaal hoor, het zou dan wel heel goed moeten zijn", zei god tegen de duivel. 
"Oké, oké, alleen als ik dan een van jouw wolven mag", zei de duivel. 
"Nou, nou, dat is wel heel eh...veel" zei god. 
"Ja, maar het is maar één wolf, en je wilt je egeltjes toch beschermen?"
"Ja, ja, maar eigenlijk moet jij het goedmaken, dus is een wolf ook weer een beetje veel", zei god.
"Nou, dan doen we het zo, ik verzin een briljant plan, dan krijg ik een wolf en jij nog een stuk landgoed", stelde de duivel voor. 
"Hoe groot?", vroeg god. 
"Dat zien we dan wel", zei de duivel. 
"Nee nee, ik wil het nu weten" zei god. "Oké, laat me dan eerst je egels doen". 
"Best", zei god.

God en de duivel liepen naar de plekken waar de egels zijn. De duivel had bedacht om een soort houten coconnetje om de egels heen te doen, net als bij schilpadden. "Nee, dit vind ik niet goed. Die beren van jou bijten hier met gemak doorheen!" zei god.
De duivel zuchtte.  "Nou dan haal ik mijn beren daar morgen wel weg", zei de duivel, en liep zijn terrein weer op om te gaan slapen aangezien het langzamerhand al avond was geworden. God deed hetzelfde.

De duivel kon die nacht niet goed slapen, hij wou zo graag een wolf. Hij dacht aan die keer toen hij op god zijn bladeren een soort stekeltjes zette die branden, toen hoefde hij het ook niet goed te maken. Opeens kreeg hij een idee. Hij kon toch net zo goed stekeltjes op de egels zetten zodat als er iets in bijt de egel zichzelf kan verdedigen? Nee, dat was veel te goed om voor god te doen, maar misschien kreeg hij zo wel twee wolven.

De volgende dag begon de duivel met stekels op de egels te zetten."Mooi werk hoor", zei god tegen hem. 
"Ja, maar hier wil ik wel twee wolven voor hebben, hoor". 
"Nou dat weet ik niet zo goed", zei god.Hij bekeek de egels nog een keer. Ze waren echt heel goed gelukt."Oké, we hebben een deal", zei god. Dus ze deden alles wat afgesproken was.

En zo komt het dat egels stekels hebben.

Kyra (11 jaar) 

bron foto:  http://www.schattigedieren.nl/foto/egel/



donderdag 28 augustus 2014

Opruimen

Het is weekend en wij zijn aan het schoonmaken. Nou ja, 'wij'... 
Ik zeul met emmer en stofzuiger door het huis. S doet de nazorg. Het idee is dat zij, nadat ik haar kamer schoongemaakt heb, zelf haar spullen weer terug zet op de plek waar ze thuishoren. Opruimen heet dat. 

Tot zover de theorie. Want bij S ontaardt opruimen binnen vijf minuten in het opzetten van interessante projecten die niets meer met het oorspronkelijke doel (spullen op hun plaats terug zetten) te maken hebben. Deze keer is het niet anders.

Terwijl ik in een andere kamer bezig ben, steekt S. haar hoofd om de hoek van de deur. "Kom eens kijken wat ik gemaakt heb", roept ze boven het gebrul van de stofzuiger uit.

Als ik haar kamer binnen kom, wijst ze trots op een stapel poppenhuismeubelen. Geheel in beslag genomen door mijn eigen schoonmaakwoede, zeg ik: "Is dit een soort miniatuur grote schoonmaak?". "Nee", antwoordt S, "dit is kunst". En opeens valt er een professioneel kwartje. De stapel meubeltjes lijkt op iets dat student D. me een tijd geleden liet zien. "Kom eens mee", zeg ik. We laten de stofzuiger voor wat hij is en kruipen achter de computer. 


Na wat zoeken vind ik een foto van my beautiful mistake van Tim Noble en Sue Webster "Kijk", zeg ik, "deze kunstenaars stapelen ook".
"Cool", meent S bewonderend. Ingespannen tuurt ze naar het scherm. "Staat dat los of is dat vastgeplakt?" Om daar achter te komen, googelen we nog een foto. Van hetzelfde werk, maar dan op een andere locatie. Na wat heen en weer schakelen tussen de foto's komen we tot de conclusie dat de installatie er, voor zover wij kunnen nagaan, op beide plekken precies hetzelfde bij staat. "Vastgeplakt, dus", concludeert S. "Bij mij staat het gewoon los".
"Maar hun stapel is hoger", verdedig ik Noble & Webster.

 

Omdat we nieuwsgierig zijn naar wat ze nog meer doen, bezoeken we de website van Tim Noble & Sue Webster.

Ze blijken meer te doen dan stapelen. Ze maken namelijk ook schaduwsculpturen. S en ik zijn vooral onder de indruk van de werken waarin de schaduw van een, op het eerste gezicht slordig op elkaar gestapelde hoop schroot een overtuigend (zelf-)portret vormt. We vergroten de foto's, puzzelen en vragen ons verbaasd af hoe ze zoiets maken.

"Ik heb trouwens ook een keer zoiets gemaakt", zegt S opeens. "Met die tekenpop". Ik graaf diep in mijn geheugen. En daarna in dat van mijn computer. Ze heeft gelijk. De foto is ruim een jaar geleden gemaakt in onze huiskamer. We vergelijken hem met de foto van het werk van Noble & Webster. "Die van hun is knapper gemaakt", zegt S. gul. 
"Evengoed is het wel bijzonder dat jij, zonder dat je ze kent, dingen maakt die lijken op het werk van Noble en Webster", zeg ik.
S grijnst breed: "Kopen?"


afbeeldingen
  1. Tim Noble en Sue Webster, My beatiful mistake, Kruiwagen, twee stoelen, krukje, boeken, tube verf, potlood, hout, staal, aluminium, rubber, lap katoen, hoofddeel: 188 x 118.75 x 355.6 cm , krukje: 45.1 x 40 x 56.5 cm 
  2. foto gemaakt door S., 25 mei 2014
  3. Tim Noble en Sue Webster, wild mood swings, 2009–10, twee houten trapjes, sloophout, projector, afmetingen: Tim 178.5 x 110 x 167 cm / Sue: 215 x 98.5 x 130 cm
  4. foto gemaakt door S., 26 maart 2013

bron afbeeldingen
  • afb. 1: http://www.blainsouthern.com/images/exhibition_works/images/97/overlay/My%20Beautiful%20Mistake.jpg?1349874906, geraadpleegd 28 augustus 2014
  • afb. 3: www.timnobleandsuewebster.com/wild_mood_swings_2009-10.html, geraadpleegd 25 mei 2014

dinsdag 8 juli 2014

Structopaten

Op de kast in de woonkamer staat een blik dat nog uit het huis van opa komt. Op de bovenkant en op de zijkanten ervan staan plaatjes van schilderijen van Hollandse meesters: Rembrandt, Gerard Dou, Pieter de Hooch en Frans Hals.  Op de onderkant staan een koffieboontje, een blaadje en drie woorden: "Smith's",  "Goudboon" en "Goudblad". Daaruit leid ik af dat het blik oorspronkelijk bedoeld is om koffie of thee in te bewaren. Bij voorkeur die van de firma Smith's.

Wij gebruiken Het Blik voor rommeltjes. Rommeltjes zijn handige dingetjes die je ooit nog gaat gebruiken. En die je binnenkort even opbergt op de plek waar ze thuishoren. Maar daar heb je het nu even te druk voor. Dus verdwijnen ze voorlopig in Het Blik. U kent dat wel. Want u heeft vast ook een Blik.

Als je lang genoeg wacht met opruimen, wordt zo'n blik uiteindelijk een schatkist. Een schatkist vol dingetjes die verdwaald zijn in het schimmige niemandsland tussen 'bewaren' en 'opruimen'.

Vanavond zocht ik een dingetje. Om precies te zijn: ik zocht een kokertje voor een kattenbandje waar je een briefje met de naam en het adres van je kat in kan stoppen. Voor als je kat zoek raakt. Onze kat is nog nooit zoek geraakt. Zijn kokertjes daarentegen wel. Eergisteren was het weer zover. Kater B. kwam thuis zonder halsbandje. Hij verliest ze zó opvallend vaak dat we hem ervan verdenken dat hij een lucratieve handel drijft in halsbanden en kokertjes. Maar dat terzijde. Ik heb vanmiddag een nieuw bandje gekocht, maar geen kokertje. Want ergens in Het Blik moet nog zo'n kokertje zitten. Ooit verloren door B. en gevonden door een oplettend buurmeisje dat zo vriendelijk was het bij ons thuis te bezorgen.

Vol verwachting opende ik vanavond dus Het Blik. Daarin vond ik, na enig graafwerk, alleen de bovenkant van zo'n kokertje. En opeens herinnerde ik me dat ik de onderkant van datzelfde kokertje al eens hergebruikt heb. Die keer dat kater K. thuis kwam met een half kokertje. Ik mikte het halve kokertje terug in Het Blik. Komt vast nog wel een keer van pas.

S. vindt Het Blik interessant. Als ik op zoek ben naar handige dingetjes is ze er altijd als de kippen bij om te helpen zoeken. "Wat zoek je?" vroeg ze vanavond, terwijl ze reikhalzend in Het Blik keek.
"Kokertje", mompelde ik, terwijl ik met mijn wijsvinger rondwroette tussen alle handige dingetjes. 
"Wat is dat?", wees S.
"Plakkertjes opblaasbare dingen", mompelde.
"Handig", meende S. "Veel knopen heb je trouwens".

Het Blik bleek inderdaad een knopenfokkerij te herbergen. De knopen triggerden onmiddelijk S. fenomenale geheugen voor triviale zaken: "Hé, die is nog van een jas die ik al lang niet meer heb. Aaaah, een hartjesknoop. Schattig. Oh, deze ken ik nog. Die was van die ene broek." Eén voor één haalde ze de knopen uit Het Blik. Op het moment dat ze haar aandacht verlegde naar de zwerm paperclips die door Het Blik rammelde, griste ik de knopen bij elkaar om ze af te voeren naar een ander zwart gat vol handige dingen: de naaidoos.

We kregen de smaak te pakken en samen groeven we verder. Er bleken een heleboel  herkenbare dingen in Het Blik te zitten. Dingen die herinneringen opriepen ("Hé, dat is de oude sleutel van het huis van opa en oma"). Dingen die hun nut en doel al lang overleefd hebben ("Een puzzelstukje? Van die clownspuzzel? Die hébben we toch niet eens meer?") en dingen waarvan we niet meer precies weten hoe ze ook alweer in elkaar passen ("Jaaaa..., die kogeltjes zaten ergens in die zwarte dingetjes en die zaten dan weer ergens aan de zijkant van de la van de houten kast"). Al kijkend gingen we sorteren ("Hier, alwéér een schroef") en ordenen. En zo ontstond er al zoekend, sorterend en spelend een overzichtelijke verzameling handige dingetjes op onze vloer. "We lijken Ursus wel", zei ik nadat ik onze verzameling fotografisch gedocumenteerd had. 
"Ursus?" vroeg S. fronsend.
"Die man die alles op rijtjes legt", antwoordde ik.

De Zwitserse performance-kunstenaar Ursus Wehrli heeft opruimen tot kunst verheven. Zijn bekendste boek heet Die Kunst auf zu Räumen (The art of tidying up). Daarin vind je onder andere deze foto's van een zandbak.



Leuker nog vind ik zijn boek 'Kunst Aufräumen'. Daarin staat op de ene bladzijde een afbeelding van een schilderij. En op de andere de opgeruimde versie ervan. Zo ruimt Ursus o.a. de geschilderde kamer van Vincent van Gogh op. Als je dat zelf ook eens wilt proberen: het kan. Op de website van Wehrli. Probeer maar: je kunt de boel op orde brengen door de meubeltjes van Van Gogh te verslepen. De snelste manier is om alles onder het bed te proppen. Een methode die S. in het echt ook graag toepast.

Op website van Wehrli staan korte filmpjes waarin te zien is waarom en vooral hoe de kunstenaar opruimt. Zo is er een filmpje waarin Ursus, gestoken in driedeling pak, door een megafoon in Schweizerdeutsch aanwijzingen geeft en al doende een parkeerplaats 'opruimt' tot een fijn geordende verzameling auto's. Gesorteerd op kleur. En per kleur ook nog eens op grootte. Heerlijk. Maar wat een werk. S. en ik kunnen het sneller. Om precies te zijn: 's avonds na het eten. Kwartiertje werk. Maar wij zijn dan ook geen kunstenaars. Wij zijn structopaten.

Morgen doen we trouwens de keukenla. Kijken of daar nog toevallig zo'n onderkantje van zo'n kattenkokertje ligt.


afbeeldingen:
  1. blik Smith's - foto auteur
  2. verzameling handige dingetjes- foto auteur
  3. zandbak: Ursus Wehrli, Die Kunst Auf zu Räumen, Zürich 2004. Bron afbeelding: https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEjpuHRInqwlpFvCfP8u5ZfmCq-SqT2yOaJc2TFrkgu5SFdyPv4Jtpjdv5W4ngAirG-6drImXnJqG2wwW22x-bb6RP2aMKNhSA65-gn2rJjEHCjB6TTw-KbG6IeA0WXi3Nu2K_5OnYDwrT0/s1600/Ursus+Wehrli--Order4.jpg



 

zaterdag 21 juni 2014

Exit Wittgenstein

De kunstenaar is weer thuis. Ze heeft het bericht van gisteren gelezen en constateert enigszins blasé: "Ja. Er zit helemaal geen dier in. Ik zocht gewoon een dier. En ik had hulp nodig. Dus daarom vroeg ik het aan jou". 

Ik wijs haar op de Angry Bird, het vogelbekdier en de kanijnie. Zij ziet ze ook. "Nou. Daar heb je me goed mee geholpen", constateert ze tevreden. En ze loopt naar de badkamer om haar tanden te poetsen. 

So much for Wittgenstein en diepe gedachten...





foto: Vrijwilliger van de Mennonieten in Ohio leert een kind tanden poetsen (1964).  Origineel: Mennonite Board of Missions Photograph Collection. Bron: Flickr / The Commons

vrijdag 20 juni 2014

Zonder titel

S. is al een paar dagen ziek thuis. Ik verdeel mijn aandacht zo goed en zo kwaad als het gaat tussen haar en mijn werk. 

Vandaag moet ik twee tentamens schrijven.
Terwijl ik vragen over 17e eeuwse kunst bedenk, krijg ik een mail van S. Ze heeft een digitale tekening gemaakt op haar tablet en verstuurt die vanuit haar bed. Dat bed staat in de kamer tegenover mijn werkkamer. "Kun jij hier een dier in zien?" Ik open de bijlage. 

Zo! Dit is wel even wat anders dan het donkere palet van Rembrandt. De kleuren knetteren van het scherm. Ik zie transparante vlakken. Puntige en ronde. Lijkt wel een collage. Maar een dier? Ik kijk, zoek, en mail terug: "Ehm... een vis?" 

"Fout!" klinkt het dertig seconden later live van de andere kant van de muur. Ik laat mijn vingers op het toetsenbord rusten en wacht op verdere uitleg. Niks. Geen geluid. Geen mail. Niks. De kunstenaar hult zich in machtig stilzwijgen. Ik wissel van document en kijk nog een keer fronsend naar het scherm. Ja. Nu zie ik 'm. Midden in het beeld. Een soort vogelbekdier. Een rooie. Met een puntige blauwe bek, één blauwe voorpoot en twee boze lichtgroene oogjes. Hij duikt recht naar beneden.  "Een vogelbekdier?" roep ik naar de muur tegenover me. Ik houd mijn hoofd schuin en luister. Geen reactie. Ik wissel van document en ga verder met mijn tentamen.

"Kun jij hier een dier in zien?". Hmmmm. Vanavond toch nog even gekeken. Behalve het vogelbekdier zie ik nu linksboven ook een hele dikke rode Angry Bird zonder ogen. En rechtsboven iets dat lijkt op een kruising tussen een konijn en een kanarie. Op de kop. En dan realiseer ik het me. Ik doe het weer. Beeld en tekst. Ik schreef het al eerder: als iemand beeld en tekst combineert, ga ik op zoek naar het verband. Niks mis mee. 

Als kunstenaar kun je daarmee spelen. Met tekst en beeld. En met de verwachting van de kijker. Dat wist René Magritte (1898-1967) ook. Kijk maar naar 'Ceci n'est pas une pipe' ('dit is geen pijp').

Officieel heet het werk 'La trahison des images' ('het verraderlijke van afbeeldingen'). De afbeelding stelt een pijp voor. Geen twijfel mogelijk. Maar door de tekst die er onder staat ga je twijfelen: "Hoezo geen pijp?" Toch klopt het wat er staat. Dit is geen pijp. Het is een schilderij. Sterker nog: het is verf op linnen.

Met zijn simpele afbeelding en zijn simpele woorden laat Magritte ons nadenken over de manier waarop wij kijken naar afbeeldingen. Hoe we de wereld om ons heen vorm geven met woorden. Maar haar niet goed benoemen. Want voor we het weten, noemen we een schilderij een pijp. Overigens heeft  Magritte zich in zijn fascinatie voor de relatie tussen een ding en het woord naar het schijnt laten inspireren door de filosoof Wittgenstein (1889-1951). Maar dat terzijde.

Intussen hult S. zich nog steeds in diep stilzwijgen als het gaat om de titel van haar werk. Zou ze het expres doen? Dat ze me dit soort mails met beeld en tekst stuurt om me te laten nadenken over de vraag hoe een tekst mijn kijken stuurt? Da's best een enge gedachte.

Dit weekend toch maar eens onder haar bed kijken of daar niet toevallig het Tractatus Logico-Philosophicus van Wittgenstein ligt. Dat zou pas écht eng zijn.




 
afbeelding 1:S. "Kun jij hier een dier in zien?", ditigale tekening, gemaakt met de app 'Kids Doodle' op 19/06/14.
Bron afbeelding: privé collectie.

afbeelding 2: René Magritte, 'ceci n'est pas une pipe', 1929, olieverf op doek, 60 x 81 cm, Los Angeles County Museum of Art. 
Bron afbeelding: www.learner.org/courses/globalart/assets/non_flash_796/work_205.jp , geraadpleegd 19/07/2014

zondag 1 juni 2014

Waarom witte katten vaak doof zijn

In het vorige bericht schreef ik dat twee leerlingen uit de klas van meester Wim zelf een verklaringsverhaal geschreven hebben. Hieronder het verhaal van Gabriëlle. De tekening is ook van haar. 

Waarom witte katten vaak doof zijn. 

Lang geleden , toen God zat te kijken naar alle dieren dacht hij: “Ik vind ze nog best saai”. Dus hij ging hij alle dieren een beetje opvrolijken. Er liep een tijger voorbij en hij dacht: “die kan wel wat kleur en streepjes gebruiken.” Dus hij knipte met zijn vingers en ‘poef’, hij had strepen.

Hij liep verder en daar zwom een vis, een hele saaie vis. Hij knipte in zijn vingers en ‘poef’ de vis was blauw en God leerde hem ook trucjes. En nog veel meer dieren keren kleurstrepen enzo. Hij had een pandabeer witte vlekken en varkens een roze kleur gegeven.

Maar de duivel zag dat en dacht: “Die ga ik even lekker pesten.” En net toen God de katten kleur wou geven, knipte de duivel in zijn vingers en de witte kat bleef wit. “Wat gek”, dacht God, dus God knipte nog eens in zijn vingers. Maar niks. Er gebeurde helemaal niks. Toen kwam de duivel en zei: “Haha, nu heb je witte katten”. De duivel liep trots verder.

God was boos. Maar hij had een oplossing: gewoon een andere kat kleur geven, en dat lukte. Dus hij had alle katten kleur gegeven. Maar dat vond de duivel niet goed. Dus hij knipte weer met zijn vingers en ‘poef’, de kleur was weg. Maar de spreuk van God was niet helemaal weg:  de kleur zat in de oren van de kat. En zo komt het dat de meeste witte katten doof zijn, want de duivel was veel te lui om álle katten wit en doof te maken. 

Gabriëlle (12 jaar)


Verhalen in de klas

Meester Wim vroeg of ik in groep 7/8 verhalen wilde komen vertellen. Iets dat paste bij Pasen of bij de lente. De lente. Daar kon ik wel wat mee. Want dan kon ik mooi vertellen over onze eksters. 

Onze eksters hebben jaren geleden een joekel van een nest gebouwd in de plataan voor ons huis. Daar komen ze ieder lente terug om, na een paar weken van restaureren en stofferen, eieren te leggen en hun lawaaiige jongen groot te brengen. Tot ons verdriet heeft de gemeente vorig najaar in een woeste snoeiactie het hele nest uit de top van de boom gezaagd. Wij vreesden dat onze eksters dit voorjaar teleurgesteld zouden vertrekken. Dat bleek niet het geval. Na wat zoekend rondvliegen ("Ik zou toch zwéren dat het hier ergens zou moeten zijn, dat nest...") en wat verkennende werkzaamheden, zijn ze manmoedig aan de slag gegaan. Ze hebben gewoon een nieuw nest gebouwd.  Wat zeg ik, een kastéél! 

Waar gebouwd wordt, hangen altijd van die zelfbenoemde stadsarchitecten rond. U kent ze wel, van die wat oudere mannen in beige regenjassen. Hangend over het stuur van hun fiets houden ze, in groepjes van drie, vier, nauwlettend in de gaten wat er daar beneden in de bouwput gebeurt. Houtduiven doen dat ook. Beetje rondhangen bij de bouwput. In ons geval de plataan, waar de eksters als wilden aan het bouwen zijn. Houtduiven zelf zijn niet van die bouwers. Een nest van een houtduif is niet veel meer dan een slordig op elkaar gekwakt hoopje takken dat er, zeker als je het vergelijkt met het nest van de ekster, een beetje armoeiig uitziet.

Ik heb in de klas van meester Wim op het digibord foto's van de ekster en de duif laten zien. En laten horen hoe ze klinken. Hoefde ik niet eens een vogel voor mee te nemen. Kon gewoon vanaf een website.

Vertrekkend vanaf het verhaal over de eksters en duiven in onze plataan kon ik mooi een bruggetje slaan naar het volksverhaal over de duif die van de ekster wil leren hoe hij een nest moet bouwen. Doordat de duif niet al te slim en bovendien nogal eigenwijs is, draait de in het verhaal beschreven cursus nestbouw uit op een complete mislukking. En mooi dat de duif zijn cursusgeld, een rode koe, ook kwijt is. Tot op de dag van vandaag kun je er hem nog over horen klagen: "roo koe,...". 

Van het ene verhaal vielen we in het andere. Over hoe het komt dat vlinders zo kleurig zijn, maar geen geluid maken (iets met God en een verontwaardigde vogel), waarom kraaien zwart zijn (in het vuur gegooid door boze indianen), waarom er van die deukjes in rietbladeren zitten (heeft de duivel in staan happen), waarom er in eikenbladeren van die ronde hapjes zitten (heeft de duivel aan staan trekken) en waarom geiten van die korte staartjes en van die eigenaardige streepjespupillen hebben (ja, ook de duivel, lees het zelf zelf maar na bij Grimm).

"Allemaal echt gebeurd, zeker?", vroeg T. sceptisch. 



En zo kwamen we op het feit dat wij tegenwoordig graag zoeken naar wetenschappelijke verklaringen voor datgene wat we waarnemen en waar we ons over verbazen. Maar dat die verwondering niet nieuw is. Die is van alle tijden. Want onze voorouders waren ook niet dom. Die zagen, net als wij, van alles om zich heen dat hen opviel of verbaasde. Dingen waarover ze zichzelf vragen stelden. En aangezien de natuur in hun tijd nog vooral als een schepping van God gezien werd, lag het voor de hand om hem een leidende rol te geven in de verklaringen die ze bedachten voor de raadselachtige dingen die ze om zich heen zagen. Verklaringen die over het algemeen van meer gevoel voor humor getuigen dan je in een gemiddelde wetenschappelijke publicatie over hetzelfde onderwerp tegen zult komen. Maar dat terzijde.

Voor wie het nog niet door had: volksverhalen zijn een prachtig leermiddel. Kinderen houden van verhalen. Grote mensen trouwens ook. Met een mooi verhaal kun je de aandacht pakken én vasthouden. Je kunt het bovendien gebruiken als inleiding of illustratie bij je lessen. Bij bijna al je lessen. Ga maar na: de klas van meester Wim heeft in de drie kwartier dat we met de verhalen bezig waren niet alleen kennis gemaakt met immaterieel erfgoed (de verhalen zelf), maar en passant ook met zaken die horen bij biologie (vogels en nestbouw), aardrijkskunde (waar komen de verhalen vandaan), geschiedenis (waarom maakten mensen verklaringsverhalen), taal (kenmerken van een verklaringsverhaal). En als bonus hebben twee kinderen spontaan en in hun eigen tijd een prachtig verhaal geschreven.

Waar ik heen wil? Naar 't idee dat volksverhalen de moeite waard zijn om te vertellen. En dat je er bovendien veel van kunt leren. Dus, meesters en juffen, ga weer vaker verhalen vertellen. En als jullie dat niet zelf willen doen, wil ik wel langs komen. Graag zelfs.

afbeeldingen:
  1.  Theo Bus, www.digitaalgeschoten.nl/?page_id=1372, geraadpleegd 31 mei 2014.
  2.  vlinders, uit: Birds and nature, Chicago 1900, p. 111, bron: www.flickr.com, geraadpleegd 24 februari 2015

 

donderdag 22 mei 2014

Portret van Willem-Alexander

Gisteren vond S. het áller- allerlaatste paaseitje. Het zat verstopt tussen de appels en nectarines. 
Naar aanleiding van een eerder bericht op dit blog heeft ze geprobeerd er een portret van Willem-Alexander van te maken. 

Het resultaat ziet u hierboven. Een uitgebreide beeldanalyse van dit portret van onze koning lijkt ons niet nodig. Het is een gezicht. Zoveel is duidelijk. Maar het lijkt op niemand in het bijzonder. Als portret is het dus goed mislukt. Zeg nou zelf. 

Mocht er iemand zijn die het niet met ons eens is en die belangstelling heeft voor deze unieke sculptuur; bieden heeft geen zin meer. S. heeft de chocoprins al opgegeten.

dinsdag 13 mei 2014

BLijbel

Een tijdje geleden liet ik mijn studenten dit schilderij zien. Het is rond 1500 geschilderd door Jeroen Bosch, op de buitenluiken van een altaarstuk dat bekend staat onder de titel De tuin der lusten.

Op de binnenluiken van het altaarstuk staan, van links naar rechts, de schepping, de aarde na de zondeval en de hel afgebeeld. Al met al een nogal woeste boel.

Om eerlijk te zijn vind ik de afbeelding op de buitenkant van de luiken mooier. De mysterieuze bol, de rustige kleuren, de symmetrie... Mij spreekt dat wel aan. Kwestie van smaak, vrees ik.

De schildering stelt de schepping voor. Om precies te zijn de schepping zoals die er tegen het einde van de derde dag bij lag. De hemelbol is al klaar. Daarbinnen ligt, op een plat vlak, de aarde. Her en der groeien er al wat bomen op. Maar er zijn nog geen zon, maan, sterren, dieren of mensen te bekennen. Dat komt nog. We zijn immers nog maar bij dag drie. 

De schepper zelf is ook aanwezig. Linksboven. In de hoek. Naast hem staat in het latijn de tekst: "Ipse mandavit et creata sunt" (Hij gebood en zij waren geschapen" - Ps. 148:5). 

Wat ik interessant vind, is de manier waarop Bosch de wereld voorstelt. Zijn afbeelding houdt het midden tussen de aardglobes, zoals die in zijn tijd in Neurenberg gemaakt werden, en de mappae mundi. Bosch zal ze vast gekend hebben, deze middeleeuwse wereldkaarten die de wereld voorstellen als een platte cirkel, waarin de tot dan toe bekende werelddelen schematisch zijn ingetekend. De hof van Eden stond er trouwens ook vaak op. En om de cirkel maar gelijk mooi rond te maken: mappae mundi hingen ook wel in kerken. Als altaarstuk. Wat dat betreft is Bosch met zijn mooie beeld van de derde dag van de schepping dus niet helemáál origineel. 

Terwijl ik samen met mijn studenten de Bossche bol hierboven bekeek, moest ik opeens denken aan het alternatieve scheppingsverhaal dat S. jaren geleden spontaan vertelde. Dat ging namelijk ook over een bol. Ik kon het niet laten het verhaal ook aan mijn studenten te vertellen:

De schepping van de mens volgens S.

Het begon ermee dat S., destijds een jaar of zeven, vroeg hoe mensen eigenlijk ontstaan waren. Ik antwoordde pedagogisch verantwoord dat dat niet helemaal duidelijk is, en dat mensen er daarom verschillende verklaringen voor bedacht hebben. Dat sommigen er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat God de mensen gemaakt heeft. En dat anderen het er op houden dat mensen zich in de loop van vele, vele jaren langzaamaan ontwikkeld hebben van een aapachtig iets tot mensen zoals zij en ik.

"Ja," zei S. sceptisch, "zo ken ik er ook nog wel één..." en daarop volgde in één vloeiend betoog het volgende scheppingsverhaal:


"Op een dag zei de vrouw van God tegen God: 'Zeg. Ik heb eigenlijk helemaal niks leuks in mijn tuin. Kun jij niet wat voor me maken?' 
Dus toen heeft God in zijn schuur een ronde bol op een stok gemaakt.
'Ja leuk,' zei zijn vrouw. 'maar wel een beetje saai. Kun je er niet nog iets op zetten? Een paar kabouters of zo?' 
Dus toen heeft God mensen gemaakt. Nou, en zo zijn wij er dus gekomen."

De bol, de mensen... Aardig Bijbelvast, onze S. Kon wel een collega van Bosch zijn, wat dat betreft.
Alleen die vrouw van God. Ik ben er vrij zeker van dat die nergens in de bijbel voorkomt. 

Mijn studenten konden het verhaal in ieder geval wel waarderen. Student S. (ja, alwéér een S.) vond dat S. en ik maar een nieuwe variant van de Bijbel moesten gaan schrijven: de BLijbel. De rest van de klas zag het ook wel zitten. Of ze alvast konden intekenen

Bij deze: een voorpublicatie van deel 1 van onze Blijbel. Binnenkort deel 2. Want S. heeft in de loop der jaren wel meer heldere ideeën over de schepping gehad. Net als Bosch, trouwens. Kijk maar eens naar het linkerluik van De tuin der lusten. Want ligt het nou aan mij, of heeft God daar echt een rood hoofd van de inspanning?



afbeeldingen: 
  1. buitenluiken van de tuin der lusten, van Jeroen Bosch, ca. 1500, olieverf op paneel, 390 x 22 cm, Prado (Madrid). Bron afbeelding: wikipedia, geraadpleegd 13.05.2014
  2. linkerluik van de tuin der lusten. Bron afbeelding: Wikipedia geraadpleegd 22.05.2014

zondag 4 mei 2014

Creatief met eten



paasei
"Kijk..," zei S, die zich over de laatste paaseitjes (en een per ongeluk in de vuurlinie verdwaald Haags Hopje) ontfermd had: "..een gezicht".

Wat ik zag, was een typisch gevalletje Paaseiland. En daarmee werd ook de rest opeens duidelijk. Dat eiland heet natuurlijk gewoon Paasei-land.



 

paaseiland












 

S. is trouwens niet de enige die portretten maakt met eten. Zo maakte Carl Warner, bekend om zijn 'foodscapes', bijvoorbeeld deze 'vedgehead'.


 










En net als bij S. lijkt ook Warners portret verdacht veel op iets dat al eerder gemaakt is. In dit geval op het werk van de 16e eeuwse Italiaanse schilder Giuseppe Arcimboldo.

Arcimboldo (1527-1593) speelde ook met zijn eten. Maar dan op doek. Hij stond bekend om de gekke portretten die hij schilderde. Portretten die hij samenstelde uit geschilderde groeten, fruit en bloemen. Zoals dat hiernaast. Van de Habsburgse keizer Rudolf de Tweede. Nee hoor, niet bedoeld als spotprent. Gewoon kunst. De keizer had er niets op tegen. Sterker nog, die verzamelde werk van Arcimbaldo.

Wel jammer dat Arcimboldo niet meer leeft. Anders hadden we hem kunnen vragen voor het staatsieportret van Willem-Alexander. Had mij wel leuk geleken, zo'n groente-koning in de hal van elk stadhuis.

Gelukkig hebben we S. Misschien kunnen we haar overhalen om een staatsieportret van Willem-Alexander te maken. In 3D. Uit dat ene paaseitje dat we nog over hebben.

maandag 28 april 2014

Palimpsest




S. 'Schaap', linosnede op bladmuziek, 23 x 16 cm.

Vandaag hebben S. en ik linosnedes gemaakt. Met het kant-en-klare setje materiaal voor beginners dat we vorige week op de kop getikt hebben. 

Speciaal voor deze gelegenheid hebben we mijn oude muziekboeken uit de kast gehaald. Bladmuziek die ik in geen vierentwintig jaar gespeeld heb. En waarvan de kans dat dat de komende vierentwintig jaar alsnog gaat gebeuren, zo goed als nihil is. Ongebruikte muziek dus, gedrukt op grof papier dat aan de randen intussen een beetje vergeeld is. Kortom: bladmuziek die helemaal rijp is voor creatief hergebruik. Ik heb dan ook zonder enige vorm van gewetenswroeging poezen over Purcell heen zitten drukken. En S. op haar beurt schapen over... jawel, daar is 'ie weer: Beethoven!

Helemáál origineel waren we natuurlijk niet, met ons creatieve hergebruik van boeken. Deden ze in de middeleeuwen al. In de tijd dat boeken nog geschreven werden op perkament. Dat werd gemaakt van huiden van kalveren of schapen. Voor een beetje evangelieboek had je zo'n 47 kalveren nodig. Dure business dus, dat boeken schrijven. Maar dan heb je ook wat. Want perkament is mooi spul. Stevig en slijtvast. Je kunt, als je dat wilt, de tekst er met een mesje af schrapen zonder dat het perkament beschadigt. En dat deden schrijvers dus ook. Vooral met teksten die ze niet zo interessant vonden. Mazzel voor ons, want op die manier zijn er teksten bewaard gebleven die anders voorgoed verloren zouden zijn gegaan. 

Neem bijvoorbeeld teksten van Archimedes, de grote Griekse wis- en natuurkundige uit de derde eeuw vC. Zijn teksten zijn eeuwenlang gekopieerd. Maar er is ook veel verloren gegaan. Door brand, slijtage of ander onheil. Zo heeft in de dertiende eeuw één of andere wijsneus een kopie van Archimedes' wetenschappelijke teksten over wis- en natuurkunde van het perkament zitten schrappen. Om er vervolgens christelijke gebeden overheen te schrijven. Op sommige plekken kon je nog zien dat er eerst iets anders had gestaan. Jammer dan. 

Die geheimzinnige teksten ónder de tekst zijn waarschijnlijk precies de reden waarom het inmiddels zwaar gehavende en beschimmelde manuscript in 1998 op een veiling voor $ 2.000.000 gekocht is door een anonieme verzamelaar. Die  het vervolgens  in bewaring gaf bij het Walters Art Museum in Baltimore. Met het verzoek of zij het wilden conserveren en onderzoeken. Dat wilden ze wel. 

Het verzoek leidde tot een werkelijk fascinerend onderzoeksproject. In de loop van twaalf jaar is het boek gerestaureerd en is de geschiedenis ervan uitgezocht. Een geschiedenis die leest als een avonturenroman. Maar haast nog belangrijker is het feit dat de onderzoekers met behulp van moderne technieken hele stukken van een aantal verloren gewaande teksten van Archimedes' opnieuw leesbaar hebben weten te maken.

Dus... met dit verhaal in gedachten is het eigenlijk heel mooi dat wij vandaag oude bladmuziek gebruikt hebben voor onze kunstwerkjes. Want stel nou dat wij héél beroemd worden. Dan blijft het werk van Purcell en Beethoven tenminste ook bewaard.

Hoewel... de kans is natuurlijk groter dat het onze werkjes net zo vergaat als het dertiende eeuwse gebedenboek. Niemand die zich druk maakt om wat de bovenste laag voorstelt. Dat wat er onder zit. Dat is pas écht spannend, interessant en waardevol. Jammer dan.



Arichimedes Palimpsest


afbeeldingen: 
1. foto auteur
2. archimedes palimsest, foto opgehaald van the gatekeeper's lodge, geraadpleegd 28/04/13  










zondag 16 maart 2014

Soms zit het tegen



Een paar weken geleden had ik het met mijn studenten over deze houtsnede van Albrecht Dürer. De  prent is gemaakt in 1498 en meet 39,5 x 28 cm. Het is een voorstelling van de Vier Ruiters van de Apoclayps. Ze worden beschreven in het Bijbelboek Openbaringen. Ik stel ze even aan u voor. Van links naar rechts: Dood, Hongersnood, Oorlog en de Pest. Of de Antichrist. Daar is niet iedereen het over eens. Hoe dan ook, bepaald geen gezellig kwartet. Samen razen ze over de wereld en iedereen, rijk en arm, geestelijke en boer, man en vrouw, allemaal moeten we er aan geloven. Zien we op de prent. Die met die grote bek linksonder in trouwens de hellemond. Ook geen plek waar je wilt zijn.

Rond 1500 was men er van overtuigd dat het einde der tijden nabij was. Dürer speelde daar commercieel handig op in. Met serie van 15 prenten over de Apocalyps. Dat verkocht goed. Hij is er rijk mee geworden.

Ik vind het een mooie prent. De houding van de paarden en de ruiters suggereren vaart en beweging, net als de wapperende kleren en de slingerende bakjes van de weegschaal. De hoog opwaaiende stofwolken linksboven contrasteren met de rustige lucht rechts. De fijne horizontale streepjes versterken de suggestie van snelheid, van voortdenderende paarden. Wij zijn die streepjes gewend. Uit stripverhalen. Maar in Dürers tijd is het nog helemaal niet gebruikelijk om op zo'n manier de suggestie van vaart en beweging kracht bij te zetten. Wat ik ook bijzonder vind is dat Dürer uit een houtblok zo'n fijne prent heeft weten te snijden. Met zulke smalle lijnen. Indrukwekkend.

Maar terug naar de Vier Ruiters. Die hebben stagiaires. Serieus. Ik kan het weten. Ze lopen namelijk stage bij mij. Terwijl ik ze helemaal niet uitgenodigd heb. 

Het begon met Regenwater. Als Dürer die had moeten afbeelden, had hij 'm vast op een zeepaard gezet. Regenwater trok begin januari bij elke regenbui een steeds breder wordend spoor over mijn slaapkamermuur. Aan de binnenkant, welteverstaan. Daarna kreeg het stagebureau de smaak te pakken. Het stuurde een tweede stagiair: Lekkage

Die Tweede Ruiter heeft zijn taak serieus opgevat. Dat moet ik hem nageven. Hij heeft zich vakkundig vergrepen aan de kitranden van mijn badkamer en heeft en één moeite door ook de verwarmingsketel vakkundig bewerkt.

De derde Ruiter heet Schimmel. Die rijdt waarschijnlijk op, inderdaad, zo'n wit paard. Hij werkt vermoedelijk nauw samen met Lekkage. Schimmel is stil en sneaky. Hij sluipt een hele tijd ongemerkt rond achter het vinylbehang van je slaapkamermuur. Pas als dat van je muur zakt, grijnst hij je triomfantelijk en levensgroot toe: "Tadáááá".

De vierde Ruiter heet Woningbouwvereniging. Die is Oost-Indisch doof en komt pas in actie als je dreigt met Moord en Doodslag, zijn stagebegeleiders. Het kenmerk van deze ruiter is dat hij altijd op andere data en tijden komt dan je met 'm afspreekt. Iets dat vermoedelijk, eenmaal opgenomen in het stageverslag, hoog gewaardeerd gaat worden door de reeds genoemde stagebegeleiders.

"Duvel schiet altied op bulten", zie mijn oma al. En inderdaad, afgelopen week, net toen ik dacht dat de stofwolken achter De Ruiters opgetrokken waren, meldden zich alweer nieuwe stagiaires. Dit keer van stagebureau De Tien Plagen van Egypte. 

S. werd getroffen door luizen. Die hebben we manmoedig van ons af weten te slaan. Maar stagebureau TPvE laat zich daardoor niet ontmoedigen. Want vandaag werden we getroffen door de stagiaires van de Tweede Plaag. In ons geval een leger mieren dat uit de plinten van de woonkamer tevoorschijn kroop en zich, struikelend over het kromgetrokken laminaat (een gevolg van het bezoek van Ruiter Eén), een weg naar onze keuken baande. De eerste veertig hebben we netjes buiten gezet. Daarna zijn we gaan sprayen. Dat hielp niet. We bleken te maken te hebben met een soort zombies die gewoon bleven opdoemen uit de mist van insectenspray. Er was geen houden aan. Ten einde raad hebben S. en ik ons bewapend. Met een kitspuit. Daar hadden we goede ervaringen mee opgedaan in de strijd met stagiair Ruiter Twee. We hebben de hele ochtend kieren dicht lopen kitten. En lijken nu weer mierenvrij. 

Nog acht plagen te gaan...


Van de tien plagen van Egypte blijken trouwens ook plaatjes te bestaan. Zoals deze. Over akelige zweren en hagel. Uit een Hebreeuws handschrift dat in de Middeleeuwen in Catalonië geschreven is en dat nu bewaard wordt in de British Library.

Het wachten is nu op iemand die onze ervaringen met de stagiaires kunstzinnig wil vereeuwigen. Of op Toondoo. Mag ook van ons. U kunt zich bij ons melden. Als maar geen stagiaires meeneemt.

bron afbeelding: erfenis van Europa, geraadpleegd 16 maart 2014
bron afbeelding 2: lookandlearn
geraadpleegd 16 maart 2014

woensdag 12 maart 2014

Associatie

S. is vanmiddag tijdens een middagje knutselen helemaal los gegaan met een serie materiaalexperimenten. Eén van die experimenten had te maken met een dichtbundel van Guido Gezelle en rode ecoline. Het resultaat hebben we aan de muur geprikt. Met een mooie speld van mijn oma. Zo'n ouderwetse, met een parelmoeren knopje. 



Ik weet niet hoe het u gaat, maar als ik tekst zie in een beeld, ga ik er voetstoots van uit dat die twee met elkaar te maken hebben. Dus ga ik op zoek naar een verband. Naar een betekenis. Desnoods verzin ik er zelf één. Want ik houd namelijk erg van verbanden en betekenissen. Niks mis mee.

Al kijkend naar het werkje van S. gaat dat niet anders.

"Lentegroen" staat er met grote letters in het midden.1) De titel van een gedicht. Dus daar zal het werkje van S. dan wel over gaan. Vermoed ik. Het leest wat moeilijk door die rode spatten heen, maar er staan mooie woorden in het gedicht: "vlerkendragend volk" en "doorvliegers van de lucht" en dingen als "de lieve lente lacht zoo zacht".

Maar die rode spatten dan? Bloedspatten. Wilde spatten. Veel ook. Dat betekent iets. Zoveel is zeker. Maar wat is het verband met dat gedicht over de lente? Ik moet denken aan vriendin S. (een andere S), die de lente een agressief seizoen vindt.
"Doorvliegers van de lucht"... "Kunnen ook kogels zijn", filosofeer ik. S. knikt, maar zegt niets. Nou gaan we 't beleven. De kunstenaar vindt dat ik zelf betekenis aan het werk moet geven.

Ik blijf zoeken tussen de woorden. Naar iets duisters. En ja hoor, daar staan ze. Ze hebben zich verstopt boven dat lentegedicht. Achter de ruïne van een half afgebroken gedicht. Om niet op te vallen. Maar ik zie ze heus wel: "zal stervend gaan ten gravewaard!" en "dat even geboren was zal morgen sneven". Zie je wel. 

"Duister werkje", zeg ik tegen S. Die kauwt zwijgend op haar sperziebonen. Om vervolgens te concluderen: "Ik houd wel van die erwtjes die er in zitten, maar niet van die bonen zelf". Tot zover de diepe gedachten van onze kunstenaar.

Het blaadje dat met oma's speld aan onze muur zit, doet me opeens aan iets anders denken. Aan een briefje dat bij Tresoar in Leeuwarden bewaard wordt en dat ik daar ooit gezien heb. Ook met tekst en bloedspatten.


Een handgeschreven briefje. Geschreven in oktober 1664. Door de Friese stadhouder Frederik Willem van Nassau. Die zichzelf, toen hij zijn pistool wilde schoonmaken, per ongeluk door z'n eigen hoofd schoot. De klungel. Kaak verbrijzeld en alle tanden los. Kon daarna niet meer eten. Of praten. Vandaar die briefjes. Op één ervan zit een spat bloed. En de instructie "Dat Veuglin [zijn hofmeester Vegelin van Claerbergen] bij mijn wijff en kinderen blijft". Het staat bovenaan. Op de kop. Want het briefje is twee keer gebruikt.2)

Ik vind het een aandoenlijk document. Zo'n klein briefje. Van een man die kennelijk in de gaten heeft dat het niet goed gaat komen. Geschreven in zijn eigen handschrift. Dat brengt 'm al behoorlijk dichtbij. Maar die spetter bloed. Die maakt dat het verhaal wel héél dichtbij komt. En dat je medelijden met 'm krijgt. Ik wel tenminste. Want wat hij vermoedt terwijl hij het briefje schrijft, maar ik al weet wanneer ik het briefje lees, is dat het inderdaad niet meer goed kwam. Op 1 november, a1664, acht dagen na zijn fatale schoonmaakactie, overleed Willem Frederik. Hij werd begraven in de Grote Kerk in Leeuwarden. Ik zal er aan denken als ik er vrijdag weer langs fiets.

Van het akelige ongeluk is ook een prent gemaakt. Door Jan Luyken. In 1698.




Daar waar het werkje van S. je laat zoeken naar een betekenis, laat Jan Luyken niets te raden over. Hier gebeurt iets akeligs met een pistool. Dat, als we de prent mogen geloven, zomaar vanzelf af gaat. Er is rook, er is een rondvliegende hoed en er is een panische meneer op de achtergrond. Ik vind het een beetje te veel van het goede. Te expliciet. 

Doe mij maar de kleine gebaren. Het kladje van de man die zich zorgen maakt om zijn gezin maakt op mij meer indruk dan de expliciete prent over hetzelfde drama. En het kunstwerkje dat met een speld van oma aan de muur geprikt wordt maakt me blijer dan de Nachtwacht.

1) Het gedicht Lentegroen is van Guido Gezelle. Het is geschreven in 1895. 
2) Deze informatie is ontleend aan een item over het ongeluk op de site van de Historische Vereniging Noordoost Friesland. Afbeelding 2 komt ook van dezelfde site. Geraadpleegd op 12 maart 2014.

afbeelding 1: eigen foto
afbeelding 2: zie noot 2
afbeelding 3: Jan Luijken, Willem Frederik van Nassau, stadhouder van Friesland, wordt in zijn kamer gedood door het onvoorzien afgaan van een pistool, 1698, ets,  11,91 x16,39 cm, Amsterdam Museum. Bron afbeelding: Het geheugen van Nederland Geraadpleegd op 12 maart 2014