zondag 1 juni 2014

Verhalen in de klas

Meester Wim vroeg of ik in groep 7/8 verhalen wilde komen vertellen. Iets dat paste bij Pasen of bij de lente. De lente. Daar kon ik wel wat mee. Want dan kon ik mooi vertellen over onze eksters. 

Onze eksters hebben jaren geleden een joekel van een nest gebouwd in de plataan voor ons huis. Daar komen ze ieder lente terug om, na een paar weken van restaureren en stofferen, eieren te leggen en hun lawaaiige jongen groot te brengen. Tot ons verdriet heeft de gemeente vorig najaar in een woeste snoeiactie het hele nest uit de top van de boom gezaagd. Wij vreesden dat onze eksters dit voorjaar teleurgesteld zouden vertrekken. Dat bleek niet het geval. Na wat zoekend rondvliegen ("Ik zou toch zwéren dat het hier ergens zou moeten zijn, dat nest...") en wat verkennende werkzaamheden, zijn ze manmoedig aan de slag gegaan. Ze hebben gewoon een nieuw nest gebouwd.  Wat zeg ik, een kastéél! 

Waar gebouwd wordt, hangen altijd van die zelfbenoemde stadsarchitecten rond. U kent ze wel, van die wat oudere mannen in beige regenjassen. Hangend over het stuur van hun fiets houden ze, in groepjes van drie, vier, nauwlettend in de gaten wat er daar beneden in de bouwput gebeurt. Houtduiven doen dat ook. Beetje rondhangen bij de bouwput. In ons geval de plataan, waar de eksters als wilden aan het bouwen zijn. Houtduiven zelf zijn niet van die bouwers. Een nest van een houtduif is niet veel meer dan een slordig op elkaar gekwakt hoopje takken dat er, zeker als je het vergelijkt met het nest van de ekster, een beetje armoeiig uitziet.

Ik heb in de klas van meester Wim op het digibord foto's van de ekster en de duif laten zien. En laten horen hoe ze klinken. Hoefde ik niet eens een vogel voor mee te nemen. Kon gewoon vanaf een website.

Vertrekkend vanaf het verhaal over de eksters en duiven in onze plataan kon ik mooi een bruggetje slaan naar het volksverhaal over de duif die van de ekster wil leren hoe hij een nest moet bouwen. Doordat de duif niet al te slim en bovendien nogal eigenwijs is, draait de in het verhaal beschreven cursus nestbouw uit op een complete mislukking. En mooi dat de duif zijn cursusgeld, een rode koe, ook kwijt is. Tot op de dag van vandaag kun je er hem nog over horen klagen: "roo koe,...". 

Van het ene verhaal vielen we in het andere. Over hoe het komt dat vlinders zo kleurig zijn, maar geen geluid maken (iets met God en een verontwaardigde vogel), waarom kraaien zwart zijn (in het vuur gegooid door boze indianen), waarom er van die deukjes in rietbladeren zitten (heeft de duivel in staan happen), waarom er in eikenbladeren van die ronde hapjes zitten (heeft de duivel aan staan trekken) en waarom geiten van die korte staartjes en van die eigenaardige streepjespupillen hebben (ja, ook de duivel, lees het zelf zelf maar na bij Grimm).

"Allemaal echt gebeurd, zeker?", vroeg T. sceptisch. 



En zo kwamen we op het feit dat wij tegenwoordig graag zoeken naar wetenschappelijke verklaringen voor datgene wat we waarnemen en waar we ons over verbazen. Maar dat die verwondering niet nieuw is. Die is van alle tijden. Want onze voorouders waren ook niet dom. Die zagen, net als wij, van alles om zich heen dat hen opviel of verbaasde. Dingen waarover ze zichzelf vragen stelden. En aangezien de natuur in hun tijd nog vooral als een schepping van God gezien werd, lag het voor de hand om hem een leidende rol te geven in de verklaringen die ze bedachten voor de raadselachtige dingen die ze om zich heen zagen. Verklaringen die over het algemeen van meer gevoel voor humor getuigen dan je in een gemiddelde wetenschappelijke publicatie over hetzelfde onderwerp tegen zult komen. Maar dat terzijde.

Voor wie het nog niet door had: volksverhalen zijn een prachtig leermiddel. Kinderen houden van verhalen. Grote mensen trouwens ook. Met een mooi verhaal kun je de aandacht pakken én vasthouden. Je kunt het bovendien gebruiken als inleiding of illustratie bij je lessen. Bij bijna al je lessen. Ga maar na: de klas van meester Wim heeft in de drie kwartier dat we met de verhalen bezig waren niet alleen kennis gemaakt met immaterieel erfgoed (de verhalen zelf), maar en passant ook met zaken die horen bij biologie (vogels en nestbouw), aardrijkskunde (waar komen de verhalen vandaan), geschiedenis (waarom maakten mensen verklaringsverhalen), taal (kenmerken van een verklaringsverhaal). En als bonus hebben twee kinderen spontaan en in hun eigen tijd een prachtig verhaal geschreven.

Waar ik heen wil? Naar 't idee dat volksverhalen de moeite waard zijn om te vertellen. En dat je er bovendien veel van kunt leren. Dus, meesters en juffen, ga weer vaker verhalen vertellen. En als jullie dat niet zelf willen doen, wil ik wel langs komen. Graag zelfs.

afbeeldingen:
  1.  Theo Bus, www.digitaalgeschoten.nl/?page_id=1372, geraadpleegd 31 mei 2014.
  2.  vlinders, uit: Birds and nature, Chicago 1900, p. 111, bron: www.flickr.com, geraadpleegd 24 februari 2015

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten