zaterdag 21 juni 2014

Exit Wittgenstein

De kunstenaar is weer thuis. Ze heeft het bericht van gisteren gelezen en constateert enigszins blasé: "Ja. Er zit helemaal geen dier in. Ik zocht gewoon een dier. En ik had hulp nodig. Dus daarom vroeg ik het aan jou". 

Ik wijs haar op de Angry Bird, het vogelbekdier en de kanijnie. Zij ziet ze ook. "Nou. Daar heb je me goed mee geholpen", constateert ze tevreden. En ze loopt naar de badkamer om haar tanden te poetsen. 

So much for Wittgenstein en diepe gedachten...





foto: Vrijwilliger van de Mennonieten in Ohio leert een kind tanden poetsen (1964).  Origineel: Mennonite Board of Missions Photograph Collection. Bron: Flickr / The Commons

vrijdag 20 juni 2014

Zonder titel

S. is al een paar dagen ziek thuis. Ik verdeel mijn aandacht zo goed en zo kwaad als het gaat tussen haar en mijn werk. 

Vandaag moet ik twee tentamens schrijven.
Terwijl ik vragen over 17e eeuwse kunst bedenk, krijg ik een mail van S. Ze heeft een digitale tekening gemaakt op haar tablet en verstuurt die vanuit haar bed. Dat bed staat in de kamer tegenover mijn werkkamer. "Kun jij hier een dier in zien?" Ik open de bijlage. 

Zo! Dit is wel even wat anders dan het donkere palet van Rembrandt. De kleuren knetteren van het scherm. Ik zie transparante vlakken. Puntige en ronde. Lijkt wel een collage. Maar een dier? Ik kijk, zoek, en mail terug: "Ehm... een vis?" 

"Fout!" klinkt het dertig seconden later live van de andere kant van de muur. Ik laat mijn vingers op het toetsenbord rusten en wacht op verdere uitleg. Niks. Geen geluid. Geen mail. Niks. De kunstenaar hult zich in machtig stilzwijgen. Ik wissel van document en kijk nog een keer fronsend naar het scherm. Ja. Nu zie ik 'm. Midden in het beeld. Een soort vogelbekdier. Een rooie. Met een puntige blauwe bek, één blauwe voorpoot en twee boze lichtgroene oogjes. Hij duikt recht naar beneden.  "Een vogelbekdier?" roep ik naar de muur tegenover me. Ik houd mijn hoofd schuin en luister. Geen reactie. Ik wissel van document en ga verder met mijn tentamen.

"Kun jij hier een dier in zien?". Hmmmm. Vanavond toch nog even gekeken. Behalve het vogelbekdier zie ik nu linksboven ook een hele dikke rode Angry Bird zonder ogen. En rechtsboven iets dat lijkt op een kruising tussen een konijn en een kanarie. Op de kop. En dan realiseer ik het me. Ik doe het weer. Beeld en tekst. Ik schreef het al eerder: als iemand beeld en tekst combineert, ga ik op zoek naar het verband. Niks mis mee. 

Als kunstenaar kun je daarmee spelen. Met tekst en beeld. En met de verwachting van de kijker. Dat wist René Magritte (1898-1967) ook. Kijk maar naar 'Ceci n'est pas une pipe' ('dit is geen pijp').

Officieel heet het werk 'La trahison des images' ('het verraderlijke van afbeeldingen'). De afbeelding stelt een pijp voor. Geen twijfel mogelijk. Maar door de tekst die er onder staat ga je twijfelen: "Hoezo geen pijp?" Toch klopt het wat er staat. Dit is geen pijp. Het is een schilderij. Sterker nog: het is verf op linnen.

Met zijn simpele afbeelding en zijn simpele woorden laat Magritte ons nadenken over de manier waarop wij kijken naar afbeeldingen. Hoe we de wereld om ons heen vorm geven met woorden. Maar haar niet goed benoemen. Want voor we het weten, noemen we een schilderij een pijp. Overigens heeft  Magritte zich in zijn fascinatie voor de relatie tussen een ding en het woord naar het schijnt laten inspireren door de filosoof Wittgenstein (1889-1951). Maar dat terzijde.

Intussen hult S. zich nog steeds in diep stilzwijgen als het gaat om de titel van haar werk. Zou ze het expres doen? Dat ze me dit soort mails met beeld en tekst stuurt om me te laten nadenken over de vraag hoe een tekst mijn kijken stuurt? Da's best een enge gedachte.

Dit weekend toch maar eens onder haar bed kijken of daar niet toevallig het Tractatus Logico-Philosophicus van Wittgenstein ligt. Dat zou pas écht eng zijn.




 
afbeelding 1:S. "Kun jij hier een dier in zien?", ditigale tekening, gemaakt met de app 'Kids Doodle' op 19/06/14.
Bron afbeelding: privé collectie.

afbeelding 2: René Magritte, 'ceci n'est pas une pipe', 1929, olieverf op doek, 60 x 81 cm, Los Angeles County Museum of Art. 
Bron afbeelding: www.learner.org/courses/globalart/assets/non_flash_796/work_205.jp , geraadpleegd 19/07/2014

zondag 1 juni 2014

Waarom witte katten vaak doof zijn

In het vorige bericht schreef ik dat twee leerlingen uit de klas van meester Wim zelf een verklaringsverhaal geschreven hebben. Hieronder het verhaal van Gabriëlle. De tekening is ook van haar. 

Waarom witte katten vaak doof zijn. 

Lang geleden , toen God zat te kijken naar alle dieren dacht hij: “Ik vind ze nog best saai”. Dus hij ging hij alle dieren een beetje opvrolijken. Er liep een tijger voorbij en hij dacht: “die kan wel wat kleur en streepjes gebruiken.” Dus hij knipte met zijn vingers en ‘poef’, hij had strepen.

Hij liep verder en daar zwom een vis, een hele saaie vis. Hij knipte in zijn vingers en ‘poef’ de vis was blauw en God leerde hem ook trucjes. En nog veel meer dieren keren kleurstrepen enzo. Hij had een pandabeer witte vlekken en varkens een roze kleur gegeven.

Maar de duivel zag dat en dacht: “Die ga ik even lekker pesten.” En net toen God de katten kleur wou geven, knipte de duivel in zijn vingers en de witte kat bleef wit. “Wat gek”, dacht God, dus God knipte nog eens in zijn vingers. Maar niks. Er gebeurde helemaal niks. Toen kwam de duivel en zei: “Haha, nu heb je witte katten”. De duivel liep trots verder.

God was boos. Maar hij had een oplossing: gewoon een andere kat kleur geven, en dat lukte. Dus hij had alle katten kleur gegeven. Maar dat vond de duivel niet goed. Dus hij knipte weer met zijn vingers en ‘poef’, de kleur was weg. Maar de spreuk van God was niet helemaal weg:  de kleur zat in de oren van de kat. En zo komt het dat de meeste witte katten doof zijn, want de duivel was veel te lui om álle katten wit en doof te maken. 

Gabriëlle (12 jaar)


Verhalen in de klas

Meester Wim vroeg of ik in groep 7/8 verhalen wilde komen vertellen. Iets dat paste bij Pasen of bij de lente. De lente. Daar kon ik wel wat mee. Want dan kon ik mooi vertellen over onze eksters. 

Onze eksters hebben jaren geleden een joekel van een nest gebouwd in de plataan voor ons huis. Daar komen ze ieder lente terug om, na een paar weken van restaureren en stofferen, eieren te leggen en hun lawaaiige jongen groot te brengen. Tot ons verdriet heeft de gemeente vorig najaar in een woeste snoeiactie het hele nest uit de top van de boom gezaagd. Wij vreesden dat onze eksters dit voorjaar teleurgesteld zouden vertrekken. Dat bleek niet het geval. Na wat zoekend rondvliegen ("Ik zou toch zwéren dat het hier ergens zou moeten zijn, dat nest...") en wat verkennende werkzaamheden, zijn ze manmoedig aan de slag gegaan. Ze hebben gewoon een nieuw nest gebouwd.  Wat zeg ik, een kastéél! 

Waar gebouwd wordt, hangen altijd van die zelfbenoemde stadsarchitecten rond. U kent ze wel, van die wat oudere mannen in beige regenjassen. Hangend over het stuur van hun fiets houden ze, in groepjes van drie, vier, nauwlettend in de gaten wat er daar beneden in de bouwput gebeurt. Houtduiven doen dat ook. Beetje rondhangen bij de bouwput. In ons geval de plataan, waar de eksters als wilden aan het bouwen zijn. Houtduiven zelf zijn niet van die bouwers. Een nest van een houtduif is niet veel meer dan een slordig op elkaar gekwakt hoopje takken dat er, zeker als je het vergelijkt met het nest van de ekster, een beetje armoeiig uitziet.

Ik heb in de klas van meester Wim op het digibord foto's van de ekster en de duif laten zien. En laten horen hoe ze klinken. Hoefde ik niet eens een vogel voor mee te nemen. Kon gewoon vanaf een website.

Vertrekkend vanaf het verhaal over de eksters en duiven in onze plataan kon ik mooi een bruggetje slaan naar het volksverhaal over de duif die van de ekster wil leren hoe hij een nest moet bouwen. Doordat de duif niet al te slim en bovendien nogal eigenwijs is, draait de in het verhaal beschreven cursus nestbouw uit op een complete mislukking. En mooi dat de duif zijn cursusgeld, een rode koe, ook kwijt is. Tot op de dag van vandaag kun je er hem nog over horen klagen: "roo koe,...". 

Van het ene verhaal vielen we in het andere. Over hoe het komt dat vlinders zo kleurig zijn, maar geen geluid maken (iets met God en een verontwaardigde vogel), waarom kraaien zwart zijn (in het vuur gegooid door boze indianen), waarom er van die deukjes in rietbladeren zitten (heeft de duivel in staan happen), waarom er in eikenbladeren van die ronde hapjes zitten (heeft de duivel aan staan trekken) en waarom geiten van die korte staartjes en van die eigenaardige streepjespupillen hebben (ja, ook de duivel, lees het zelf zelf maar na bij Grimm).

"Allemaal echt gebeurd, zeker?", vroeg T. sceptisch. 



En zo kwamen we op het feit dat wij tegenwoordig graag zoeken naar wetenschappelijke verklaringen voor datgene wat we waarnemen en waar we ons over verbazen. Maar dat die verwondering niet nieuw is. Die is van alle tijden. Want onze voorouders waren ook niet dom. Die zagen, net als wij, van alles om zich heen dat hen opviel of verbaasde. Dingen waarover ze zichzelf vragen stelden. En aangezien de natuur in hun tijd nog vooral als een schepping van God gezien werd, lag het voor de hand om hem een leidende rol te geven in de verklaringen die ze bedachten voor de raadselachtige dingen die ze om zich heen zagen. Verklaringen die over het algemeen van meer gevoel voor humor getuigen dan je in een gemiddelde wetenschappelijke publicatie over hetzelfde onderwerp tegen zult komen. Maar dat terzijde.

Voor wie het nog niet door had: volksverhalen zijn een prachtig leermiddel. Kinderen houden van verhalen. Grote mensen trouwens ook. Met een mooi verhaal kun je de aandacht pakken én vasthouden. Je kunt het bovendien gebruiken als inleiding of illustratie bij je lessen. Bij bijna al je lessen. Ga maar na: de klas van meester Wim heeft in de drie kwartier dat we met de verhalen bezig waren niet alleen kennis gemaakt met immaterieel erfgoed (de verhalen zelf), maar en passant ook met zaken die horen bij biologie (vogels en nestbouw), aardrijkskunde (waar komen de verhalen vandaan), geschiedenis (waarom maakten mensen verklaringsverhalen), taal (kenmerken van een verklaringsverhaal). En als bonus hebben twee kinderen spontaan en in hun eigen tijd een prachtig verhaal geschreven.

Waar ik heen wil? Naar 't idee dat volksverhalen de moeite waard zijn om te vertellen. En dat je er bovendien veel van kunt leren. Dus, meesters en juffen, ga weer vaker verhalen vertellen. En als jullie dat niet zelf willen doen, wil ik wel langs komen. Graag zelfs.

afbeeldingen:
  1.  Theo Bus, www.digitaalgeschoten.nl/?page_id=1372, geraadpleegd 31 mei 2014.
  2.  vlinders, uit: Birds and nature, Chicago 1900, p. 111, bron: www.flickr.com, geraadpleegd 24 februari 2015