Geni. Dat ken ik. Ik heb een tijdlang fanatiek alles ingevoerd wat ik ooit had uitgezocht over mijn moeders kant van de familie. Tot grote vreugde van neef J. Hij houdt de site in beweging. Plaatst en beheert profielen en stuurt berichten. Heeft, zo zag ik net, vanavond de begrafenis van zijn moeder nog ingevoerd. Dat is aardig op tijd, want ze wordt morgen pas begraven.
In mijn familie wemelt het niet bepaald van de historici of anderszins bovenmatig in geschiedenis geïnteresseerde mensen. Mijn familie heeft andere kwaliteiten. Desondanks zijn er verrassend veel mensen die hun profiel invullen en foto's van zichzelf en hun familieleden op Geni geplaatst hebben. Waarbij het opvalt dat de familieleden van boven de veertig vooral gegevens invoeren over de generaties boven hen. Die van dertig jaar en jonger voeren minimale gegevens in over zichzelf en hun jonge kinderen. Maar zijn veel scheutiger met foto's. Misschien zijn die van boven de veertig meer bezig met het verleden en die van beneden de dertig meer gewend aan de sociale media? Met het invullen van profielen en het plaatsen van profielfoto's?
Ik vraag me af of mijn familie representatief is wat dat betreft. Zo ja, dan zijn sociale stambomen (mooi woord, trouwens) dus een prachtige manier om mensen in het algemeen, en de Facebook-generatie in het bijzonder, te interesseren voor genealogie. Het zou ervoor pleiten om informatie over Geni of andere sociale stamboomsites standaard op te nemen in het lesmateriaal dat Tresoar aanbiedt over genealogie.
Maar waarom zou je ook geen mini-cursus sociale stambomen aanbieden voor de genealogen op zaal? Om ze te laten zien hoe je informatie toegankelijk kunt maken via het Internet. En, met een beetje mazzel, hulp krijgt bij het verder invullen van die stamboom.
Hm. Misschien iets om eens verder over na te denken...
Toch hebben de sociale stambomen naar mijn idee ook nadelen.
Ten eerste is het systeem (let wel, hier spreekt iemand die opgeleid is door strenge historici) heel gevoelig voor 'fouten'. In mijn familiestamboom worden bijvoorbeeld naast gegevens uit archieven ook even vrolijk data en namen ingevoerd die voortkomen uit het eigen geheugen, 'van horen zeggen' of 'uit overlevering'. Oral history die, eenmaal zwart op wit, het aura krijgt van bewezen feit. Als ik onderzoek zou doen naar een familie, zou ik dit soort sociale stambomen daarom liever gebruiken als eerste oriëntatie dan als definitieve bron.
Waar ik zelf in de praktijk over struikelde, is het feit dat er in het (Amerikaanse) systeem van Geni namen van gemeenten voorgeprogrammeerd staan. Probeer maar eens de geboorteplaats van een voorouder ingevoerd te krijgen die geboren is in een gemeente die inmiddels niet mee bestaat. In zo'n geval verandert het systeem de door jou ingevoerde plaatsnaam hardnekkig in een andere. Je schijnt het te kunnen veranderen. Maar dat is mij, ondanks herhaalde pogingen, tot op heden niet gelukt. Zodat mijn oma in de stamboom van Geni nu te boek staat als geboren in gemeente X, terwijl haar officiële geboorteakte meldt dat zij geboren is in gemeente Y. Voor de fanatieke onderzoeker vast een goede reden om gegevens die ontleend zijn aan dit soort stambomen toch maar te controleren aan de hand van de oorspronkelijke akten. Lang leve de archieven!
Het FamilySearch Indexing lijdt aan een vergelijkbaar euvel. Het introotje vlak achter de homepagina zou de indruk kunnen wekken dat ingevoerde gegevens gecontroleerd worden. Als dat al zo is, laat dat systeem te wensen over. Uit eigen ervaring weet ik dat degenen die gegevens invoeren kennelijk lang niet altijd native speakers zijn. Namen en geboorteplaatsen worden nogal eens verhaspeld. Zo wordt Noordbroek tot Nordbrock, Veendam tot Veendan en Frederiks tot Fredricks. Waarmee de namen digitaal beschikbaar, maar in de praktijk onvindbaar worden
Maar laat ik niet teveel het academische zuurtje spelen. Want het zijn echt niet alleen mijn neven en nichten en de broeders en zusters van de Latter Day Saints Church die zich verschrijven of vergissen. Dat overkomt de noeste papiervreters op de zaal genealogie net zo goed. Al zullen ze dat niet graag toegeven.
En laten we wel wezen. Het is natuurlijk prachtig dat je veel van de genealogische gegevens die je tot voor kort alleen ter plekke en verspreid over verschillende archieven kon vinden, nu gewoon thuis vanachter je PC op kunt snorren.
Een verrassend neven-effect (sic!) van mijn persoonlijke Geni-gebeuren is dat er contacten ontstaan zijn. Minimaal, maar toch. Neef J., die ik in geen jaren gesproken had, heeft mij via de mail ingewijd in de geheimen van Geni. Sinds die tijd wisselen we af en toe wat informatie uit. En op de familiedag hadden we daarmee gelijk een goed gespreksonderwerp. Bovendien word ik via de automatische berichtenservice van Geni ongevraagd op de hoogte gehouden van verjaar- en trouwdagen. Met als gevolg dat ik digitale verjaardagswensen ontvang en verstuur. Ook kwam ik via de stamboom achter het bestaan van een heleboel achter-achter-neefjes en dito nichtjes.
Kortom: voor de sociale stamboom geldt dus ongeveer hetzelfde als wat de voetbalgoeroe al zei: "Elk voordeel heb z'n nadeel".
Op de valreep nog een tip van neef J. Stamboomsurfpagina (ik kan het niet helpen, maar ik blíjf dit woord, mat al die M'en lezen als "stamboomSMURFpagina"). Een fijne, uitgebreide startpagina.
Handig voor degenen die in dit vroege voorjaar lekker vanachter de pc een stamboompje willen gaan planten.
foto: Historic Silk Tree (fotograaf onbekend)
download: Flickr
... over de speelse verbanden tussen dagelijks leven, kunst, erfgoed en nieuwe media.
zaterdag 26 februari 2011
Ding 21b - Sociale bibliotheekcatalogi
Wat ik na een eerste en, toegegeven, snelle kennismaking handig vind, is dat ik via World Cat een hele hoop catalogi kan doorzoeken.
Als test heb ik het boek Paper Chase ingevuld. Niet te vinden.
Het boek van alle dingen van Guus Kuijer wel. Verrassend dat er dan ook vertalingen van het boek op het scherm verschijnen. En dat het kopiëren van de titel gelijk een link geeft, kijk maar: Knjiga vseh stvari
Merk dat ik voor de overige functies niet echt warm loop. Kan me wel voorstellen dat het handig kan zijn om met behulp van de Aquabrowser of World Cat snel een lijst te maken van literatuur die je voor een project kunt gebruiken en dat je die dan via een link handig door kunt sturen naar degenen die ook aan het project werken.
En nou nog even wat anders. Kijk eens naar de foto. Is 'ie niet prachtig?
Over sociaal lezen gesproken...
foto: Lewis Wickes, Women and girls reading [...], 1910
download: flickr
Als test heb ik het boek Paper Chase ingevuld. Niet te vinden.
Het boek van alle dingen van Guus Kuijer wel. Verrassend dat er dan ook vertalingen van het boek op het scherm verschijnen. En dat het kopiëren van de titel gelijk een link geeft, kijk maar: Knjiga vseh stvari
Merk dat ik voor de overige functies niet echt warm loop. Kan me wel voorstellen dat het handig kan zijn om met behulp van de Aquabrowser of World Cat snel een lijst te maken van literatuur die je voor een project kunt gebruiken en dat je die dan via een link handig door kunt sturen naar degenen die ook aan het project werken.
En nou nog even wat anders. Kijk eens naar de foto. Is 'ie niet prachtig?
Over sociaal lezen gesproken...
foto: Lewis Wickes, Women and girls reading [...], 1910
download: flickr
vrijdag 25 februari 2011
Wereldberoemd in Friesland
Ik heb ze.
Mijn 0,01 seconds of fame!
Het ging zo. Ik liep langs de gracht in Leeuwarden. Daar werd ik opgewacht door een mevrouw met een microfoon en een meneer met een camera. Ze hadden me in het vizier. Er was geen ontkomen meer aan.
"Mevrouw, wilt u voor deze camera een keer "Ik hou fan Fryslân" zeggen?"
"Ik spreek helaas geen Fries."
"Maar het is helemaal niet moeilijk. U hoeft alleen maar "Ik hou fan Fryslân" te zeggen. Wij zoeken namelijk Friezen die in Friesland wonen en werken en die durven zeggen dat ze van Friesland houden."
"Nou," lachte ik, "dan moet u mij dus niet hebben. Ik ben namelijk niet Fries en ik woon niet in Friesland. Ik werk er wel, maar ga aan het eind van de dag altijd gauw weer met de trein terug naar Groningen."
De mevrouw met de microfoon kon er niet om lachen. Maar hield stug vol:
"U mag het ook wel in het Nederlands zeggen. Als het woord "Fryslân" er maar in zit."
"Dat lukt zelfs mij. Maar eh... waar is het filmpje eigenlijk voor?"
"Voor een spotje van Omrôp Fryslân."
"Voor welk programma van de Omrop?"
"Nou, eigenlijk niet voor een programma van Omrop Fryslân."
"Voor welk programma dan wel?"
"Het is een spotje."
"Maar waarvoor dan? Voor welke organisatie?"
"Voor de....." (onverstaanbaar)
"Voor wie, zegt u?"
"Voor de ....." (onverstaanbaar)
"En waar staat die organisatie voor?"
"Wij willen dat Friesland zelfstandig blijft. Heeft u bijvoorbeeld gehoord van de plannen om van de noordelijke provincies één grote provincie te maken? Daar zijn wij tegen."
Ik schoot in de lach. "U begrijpt dat ik het daar als rasechte Groninger van harte mee eens ben. Dat Friesland zelfstandig blijft, bedoel ik."
Kon de mevrouw met de microfoon ook al niet niet om lachen.
Ik kreeg een beetje spijt van m'n flauwe grap. En besloot om maar gewoon 'Ik hou fan Fryslân' in de camera te roepen. Daar was tenslotte geen woord van gelogen.
Maar het zat me toch niet helemaal lekker. Aan wie had ik nu precies mijn hoofd geleend?
Bij Tresoar vertelde ik het verhaal aan N. Die riep geschrokken: "Het was toch niet de Friese PVV, wel?"
Nee, die waren het niet. Het was iets met een F en een P. Maar ze zei het steeds zo onduidelijk. Expres, leek het wel....
"De FNP? Het was toch niet de FNP?", riep N. geamuseerd.
"Zijn dat die nationalisten?" vroeg ik.
Zij waren het.
En zo komt het dus. Dat ik nu als authentieke, rasechte Groninger met mijn hoofd in een filmpje van de FNP zit.
Met alleen het woordje "Ik". Ja, ik had ze al gewaarschuwd dat mijn Fries niet al te Fries klinkt.
En mocht je nu denken dat je met 0,01 seconde in een filmpje toch niet herkend wordt, nou, vergeet het maar. Ik word herkend. Door collegae. En vanavond zat ik in het NOS-Journaal. Van zes uur, van acht uur, van tien uur.... Ik ben landelijk uitgezonden. Het is landelijk bekend. Ik hou van Fryslân.... Echt wel!
foto: Dorothy Jordan in badpak op het strand (fotograaf onbekend).
download: Flicr
donderdag 24 februari 2011
Ding 19 - Sociale netwerken
Soms hangt er één bij ons in de straat. Aan een boom. Zo'n A-4tje met een foto van een kat. Eronder een wanhopige tekst en een telefoonnummer. Als actief lid van de analoge community der katteneigenaars, lees ik dat soort briefjes. Maar voel me daarbij altijd gek genoeg ook een beetje een voyeur. Het blijft wat ongemakkelijk, zo'n anoniem inkijkje in het kleine dan wel grote leed van een mij totaal onbekend huishouden.
Dat is dan ook precies de reden dat ik geen enkele behoefte voel om deel te nemen aan een digitaal sociaal netwerk. Om mijn 4-tje met persoonlijke informatie met een punaise aan de digitale boomstam hangen, zeg maar. Ik werd dan een week of twee geleden ook ronduit obstinaat toen ik de titel van Ding 19 las. Niet. Gewoon niet. Dit ging ik dus gewoon NIET doen. Dus.
Intussen heb ik wat rondgevraagd. Want zo ben ik dan ook wel weer. En wat blijkt? De mensen die Facebooken (het is inmiddels een werkwoord!), vinden het vooral leuk dat ze op deze manier oude bekenden tegenkomen. Daar wisselen ze dan twee mails mee. Blijkt. De collega's die zo enthousiast zijn over LinkedIn ("Voor mijn professionele netwerk"), blijken bij navraag nog nooit concreet bruikbare informatie via het netwerk opgedaan te hebben. S. van acht jaar oud "wil op Hyves". En vertelt in één moeite door dat klasgenootjes elkaar uitschelden via Hyves.
Al met al klonk het niet als wervende reclame voor de sociale netwerken.
Vanavond dan ook met frisse tegenzin het huiswerk voor Ding 19 gelezen. Mooi dat ik dit niet ging doen, dus. Gewoon niet. Maar wat bleek? Rob kent zijn pappenheimers. Ik hoef niet. Ik mag ook gewoon de teksten lezen en me een mening vormen. Kijk, daar kan ik wat mee. Bedankt Rob!
Ik heb braaf alles gelezen. Beetje plichtmatig. Tot ik bij het boek van Erwin Blom kwam. "Handboek Communities", te downloaden als PDF (over 'social' gesproken...). Fijn boek. Op pp. 51-52 van het PDF vind je een hoofdstuk over 'gereedschappen' - welk medium gebruik je voor wat. Verder aansprekende voorbeelden, handige tips en veel praktijkgerichte uitleg. Dit moet je volgens mij echt lezen als je als instelling met nieuwe media aan de slag wilt. Het maakt goed duidelijk dat je als organisatie met je plastic emmertje en dito schepje prima kunt vermaken in de digitale speeltuin. Maar ook dat je, als je je eenmaal bewust bent van het feit dat nieuwe media geen speelgoed maar krachtige communicatiemiddelen (kunnen) zijn, als je goed weet wat je wilt bereiken en hoe je jezelf als organisatie wilt profileren, als je weet op welke digitale trapveldjes je doelgroep zich verzamelt én als je goed op de hoogte bent van de (on)mogelijkheden van de verschillende nieuwe media, je met nieuwe media een fraaie doos 'powertools' in handen hebt. Nu nog leren waar al die knopjes en gadgets voor zijn. Lang leve het Handboek.
Persoonlijk heb genoeg aan een plastic emmertje en schepje. Ik vermaak me wel. Maar voor wat betreft Tresoar zou ik me voor kunnen stellen dat je, afhankelijk van de doelgroep die je wilt bereiken, een Hyves- of Facebookpagina maakt voor hoofdpersonen uit de romans uit de serie 'Fryslân lest syn toppers'. Wel duidelijk aangeven hoe lang die hoofdpersoon actief is op z'n pagina. Anders haal je ofwel jezelf een hoop werk op de hals met het bijhouden van die pagina's, ofwel stel je je volgers teleur doordat er op een gegeven moment geen informatie meer geplaatst wordt of er niet meer gereageerd wordt op berichten.
Mij hoef je in ieder geval niet te zoeken op Facebook of LinkedIn. Hoewel.... Misschien dat ik me, tegen de tijd dat mijn contract afloopt, in mijn wanhoop toch maar ga melden bij het loket van LinkedIn. Zag via de 23 dingen - account (ja, ik doe mijn huiswerk echt heel serieus, Rob) dat daar ook een hulpvaardig tabje is met 'banen die je mogelijk interessant vindt'. Kijk. Wie weet....
Nou. Vooruit. Nog één keer dan. Komt 'ie:
Wie kan mij uit eigen ervaring een goede reden noemen om me aan te melden bij LinkedIn?
Ik hoor het graag.
foto: crowd (maker onbekend)
download: flickr, The Commons
Dat is dan ook precies de reden dat ik geen enkele behoefte voel om deel te nemen aan een digitaal sociaal netwerk. Om mijn 4-tje met persoonlijke informatie met een punaise aan de digitale boomstam hangen, zeg maar. Ik werd dan een week of twee geleden ook ronduit obstinaat toen ik de titel van Ding 19 las. Niet. Gewoon niet. Dit ging ik dus gewoon NIET doen. Dus.
Intussen heb ik wat rondgevraagd. Want zo ben ik dan ook wel weer. En wat blijkt? De mensen die Facebooken (het is inmiddels een werkwoord!), vinden het vooral leuk dat ze op deze manier oude bekenden tegenkomen. Daar wisselen ze dan twee mails mee. Blijkt. De collega's die zo enthousiast zijn over LinkedIn ("Voor mijn professionele netwerk"), blijken bij navraag nog nooit concreet bruikbare informatie via het netwerk opgedaan te hebben. S. van acht jaar oud "wil op Hyves". En vertelt in één moeite door dat klasgenootjes elkaar uitschelden via Hyves.
Al met al klonk het niet als wervende reclame voor de sociale netwerken.
Vanavond dan ook met frisse tegenzin het huiswerk voor Ding 19 gelezen. Mooi dat ik dit niet ging doen, dus. Gewoon niet. Maar wat bleek? Rob kent zijn pappenheimers. Ik hoef niet. Ik mag ook gewoon de teksten lezen en me een mening vormen. Kijk, daar kan ik wat mee. Bedankt Rob!
Ik heb braaf alles gelezen. Beetje plichtmatig. Tot ik bij het boek van Erwin Blom kwam. "Handboek Communities", te downloaden als PDF (over 'social' gesproken...). Fijn boek. Op pp. 51-52 van het PDF vind je een hoofdstuk over 'gereedschappen' - welk medium gebruik je voor wat. Verder aansprekende voorbeelden, handige tips en veel praktijkgerichte uitleg. Dit moet je volgens mij echt lezen als je als instelling met nieuwe media aan de slag wilt. Het maakt goed duidelijk dat je als organisatie met je plastic emmertje en dito schepje prima kunt vermaken in de digitale speeltuin. Maar ook dat je, als je je eenmaal bewust bent van het feit dat nieuwe media geen speelgoed maar krachtige communicatiemiddelen (kunnen) zijn, als je goed weet wat je wilt bereiken en hoe je jezelf als organisatie wilt profileren, als je weet op welke digitale trapveldjes je doelgroep zich verzamelt én als je goed op de hoogte bent van de (on)mogelijkheden van de verschillende nieuwe media, je met nieuwe media een fraaie doos 'powertools' in handen hebt. Nu nog leren waar al die knopjes en gadgets voor zijn. Lang leve het Handboek.
Persoonlijk heb genoeg aan een plastic emmertje en schepje. Ik vermaak me wel. Maar voor wat betreft Tresoar zou ik me voor kunnen stellen dat je, afhankelijk van de doelgroep die je wilt bereiken, een Hyves- of Facebookpagina maakt voor hoofdpersonen uit de romans uit de serie 'Fryslân lest syn toppers'. Wel duidelijk aangeven hoe lang die hoofdpersoon actief is op z'n pagina. Anders haal je ofwel jezelf een hoop werk op de hals met het bijhouden van die pagina's, ofwel stel je je volgers teleur doordat er op een gegeven moment geen informatie meer geplaatst wordt of er niet meer gereageerd wordt op berichten.
Mij hoef je in ieder geval niet te zoeken op Facebook of LinkedIn. Hoewel.... Misschien dat ik me, tegen de tijd dat mijn contract afloopt, in mijn wanhoop toch maar ga melden bij het loket van LinkedIn. Zag via de 23 dingen - account (ja, ik doe mijn huiswerk echt heel serieus, Rob) dat daar ook een hulpvaardig tabje is met 'banen die je mogelijk interessant vindt'. Kijk. Wie weet....
Nou. Vooruit. Nog één keer dan. Komt 'ie:
Wie kan mij uit eigen ervaring een goede reden noemen om me aan te melden bij LinkedIn?
Ik hoor het graag.
foto: crowd (maker onbekend)
download: flickr, The Commons
woensdag 16 februari 2011
Ding 14 - Instant Messaging
Hier kan ik (voor de verandering) héél kort over zijn: MSN? Google Talk? Niks voor mij.
Ten eerste ben ik veel te lang van stof voor dit soort dingen.
Ten tweede voelt het verkeerd. Alsof ik zit te sms-en met een veel te groot en onhandig apparaat.
Ten derde zijn de mensen die ik zou willen spreken niet 'online' op de momenten dat ik dat ben.
Kort en goed: als ik iemand wil spreken, bel ik wel. Of ik stap op de fiets.
foto: Diana Bell (fotograaf onbekend)
download: flicr
zondag 13 februari 2011
Ding 20 - Muziek online beluisteren in een sociaal netwerk
Mijn opa had een klein, handzaam transistorradiootje op batterijen dat hij vaak meenam als hij ging vissen. Toen opa stierf, kreeg ik zijn radiootje. Het muzikale vismaatje staat nu in de vensterbank van mijn werkkamer. Ik gebruik het als ik boven schoonmaak. Het radiootje gaat dan mee. Van kamer naar kamer. Terwijl hij Radio 2 laat horen, sop ik vensterbanken en sleep ik met de stofzuiger. Zo ook vandaag.
Inmiddels is is huis schoon, staat opa's vismaatje weer zwijgend in de vensterbank naast me en zit ik achter de computer aan m'n huiswerk. Ding 20 - last.fm'. Een prachtig ding. Ik kan niet anders zeggen!
Het duurde even voor ik het doorhad. Dat je niet naar nummers van je favoriete muzikant zoekt, maar dat de naam van een muzikant in feite de sleutel is tot een 'radio', een speellijst van vergelijkbaar spul. Dat last.fm eigenlijk te vergelijken is met een radiozender die speciaal voor jou uitzendt onder het motto "U vraagt en wij draaien wat wij denken dat u ongeveer wilt".
Nou, ik wist wel wat ik wilde. Ik wilde Nordic. Afgelopen jaar zag ik ze op een folkfestival. Ik was diep onder de indruk. Prettige folk, superstrak gespeeld door drie piepjonge muzikanten die hun instrumenten perfect beheersen en ook nog eens zichtbaar plezier hebben in wat ze daar samen staan te doen. Mocht je interesse hebben voor hun cd "Metropol"; vergeet het maar. Nergens meer te krijgen. Maar last.fm bleek Nordic te kennen. Er was zelfs een speellijst. Helaas bleek die bij nader inzien van een gelijknamige band te zijn die een soort folkmetal produceert. Hmmm. Nee, laat maar. Wel kwam ik, al verder grazend, per ongeluk terecht bij Kate Bramley Radio. Geen idee wie dat is, maar fijne muziek. En bij Teitur-radio. Ook helemaal goed.
Ik ben geen fervent dititaal radio-luisteraar. Wil het nog wel eens proberen met folkradio, maar zet dat na een twintig minuten toch vaak uit. Wat dat betreft heeft last.fm een voordeel. Via de naam van een favoriete muzikant kom je niet alleen bij een genre terecht, maar bij muziek die verdacht veel lijkt op wat je toch al mooi vond. Een radio die je af kunt stemmen op wat er bij de sfeer of je humeur van dat moment past. En als een nummer je niet bevalt, zap je door naar het volgende. Interactieve radio, zeg maar.
Het sociale aspect van last.fm boeit me eerlijk gezegd minder. Ik beschouw last.fm op dit moment toch vooral als een fijne radiozender en voel tijdens het luisteren nergens de behoefte om reacties achter te laten voor onbekenden, vriend te worden of me aan te sluiten bij een groep gelijkgestemden.
Ik zie het me wel blijven gebruiken, dat last.fm. Evengoed blijf ik ook opa's vismaatje trouw. Al was het maar omdat ik dat mee kan nemen van kamer naar kamer. Soms is ouderwets wel net zo praktisch.
foto: wielrennersvrouw, 1960
download: flickr
dinsdag 8 februari 2011
Google in alles
In Groningen hebben we Hettema.
"Hettema verhuurt praktisch alles". Zeggen ze zelf. In Amerika hebben ze Google. Google doet tegenwoordig ook in bijna alles. Zo las ik op Erfgoed 2.0 de mededeling dat Google nu ook in de kunst gaat met het Google Art Project.
Google Art Project is een soort indoor-streetview voor musea. Binnen het Art Project kun je virtueel rondkijken in een aantal vermaarde (kunst-)musea. Met als bonus dat elk kunstwerk aangeklikt kan worden voor info en soms zelfs filmpjes.
Opgeleid door strenge heren die vonden dat je minstens één keer per week een museum moest bezoeken (een kunstmuseum welteverstaan, want andere bestonden er niet in hun visie), bekijk ik dit met zowel bewondering en opgetogen plezier als een lichte scepsis. Kunst is net als verdwenen dorpen: het plaatje op het scherm doet niet half wat het echte ding met je doet. Toch?
Evengoed ga ik dit gelijk aan mijn vader doorgeven. Een tachtiger die enkele jaren geleden dapper de oprit naar de virtuele snelweg heeft genomen. En daar nu met gevaar voor eigen leven tegen de rijrichting in kachelt. Ooit zou hij naar de Hermitage. Ik vrees dat dat er niet meer van gaat komen. Maar met mij als licht gestreste bijrijder kunnen we het binnenkort wellicht via de digitale weg proberen.
Petersburg, here we come!
foto: Ch. Chusseau-Flaviens, Russie, Palais St. Petersbourg, ca. 1900
download: flickr
"Hettema verhuurt praktisch alles". Zeggen ze zelf. In Amerika hebben ze Google. Google doet tegenwoordig ook in bijna alles. Zo las ik op Erfgoed 2.0 de mededeling dat Google nu ook in de kunst gaat met het Google Art Project.
Google Art Project is een soort indoor-streetview voor musea. Binnen het Art Project kun je virtueel rondkijken in een aantal vermaarde (kunst-)musea. Met als bonus dat elk kunstwerk aangeklikt kan worden voor info en soms zelfs filmpjes.
Opgeleid door strenge heren die vonden dat je minstens één keer per week een museum moest bezoeken (een kunstmuseum welteverstaan, want andere bestonden er niet in hun visie), bekijk ik dit met zowel bewondering en opgetogen plezier als een lichte scepsis. Kunst is net als verdwenen dorpen: het plaatje op het scherm doet niet half wat het echte ding met je doet. Toch?
Evengoed ga ik dit gelijk aan mijn vader doorgeven. Een tachtiger die enkele jaren geleden dapper de oprit naar de virtuele snelweg heeft genomen. En daar nu met gevaar voor eigen leven tegen de rijrichting in kachelt. Ooit zou hij naar de Hermitage. Ik vrees dat dat er niet meer van gaat komen. Maar met mij als licht gestreste bijrijder kunnen we het binnenkort wellicht via de digitale weg proberen.
Petersburg, here we come!
foto: Ch. Chusseau-Flaviens, Russie, Palais St. Petersbourg, ca. 1900
download: flickr
maandag 7 februari 2011
Paper Chase
In een vorig leven hield ik me bezig met onderzoek naar 9e eeuwse manuscripten. Van één daarvan was bekend dat het in de 2e Wereldoorlog verloren was gegaan. Totdat... ik het tot mijn stomme verbazing terugvond in de bibliotheek van een totaal ander land! Geen idee hoe het daar terecht gekomen was.
Het antwoord vond ik uiteindelijk in Nigel Lewis' 'Paper Chase'.
Paper Chase vertelt het fascinerende verhaal over van een grote, geheime operatie in Nazi-Duitsland, uitgevoerd in de nadagen van het nazi-regime. Dat inmiddels, zonder daar al te veel ruchtbaarheid aan te geven, kennelijk toch begon te twijfelen aan haar eeuwigdurende heerschappij. En vanuit die gedachte het plan opvatte om voor de zekerheid en in het diepste geheim maar alvast een groot deel van de kluis van de Staatsbibliotheek in Berlijn te ontruimen. Om er zeker van te zijn dat het belangrijkste nationaal erfgoed bewaard zou blijven voor het nageslacht, werden honderden manuscripten, waaronder autografen van Beethoven en Mozart, in veiligheid gebracht op afgelegen en geheime locaties in het rijk.
In 1945 werd het Duitse Rijk door de geallieerden drastisch gesnoeid. Zo kreeg Polen ter compensatie van de geleden verliezen een groot stuk Duits grondgebied toebedeeld. En daarmee, zo ontdekten de Polen pas later en waarschijnlijk tot hun grote vreugde, een deel van de destijds zo goed verstopte erfgoedschatten. "Mooi", dachten ze, "Dat zullen we dan maar beschouwen als een compensatie voor de verwoeste collectie van de bibliotheek van Warschau." En fluitend brachten ze de onvrijwillig afgestane schatten elders onder. Netjes uit het zicht.
In de jaren na de oorlog werd duidelijk dat er van alles verdwenen was uit de bibliotheek van Berlijn. Waar het allemaal gebleven was en óf het er überhaupt nog wel was, bleef lang onduidelijk. Dat heb je met geheime operaties. Pas veel, veel later, ontrafelde men stukje bij beetje hoe de vork in de steel zat. Nigel Lewis verzamelde die stukjes, legde ze bij elkaar en publiceerde in 1981 Paper Chase.
Met zijn verhaal hielp Nigel Lewis mij om te begrijpen hoe een verloren gewaand 9e eeuws manuscript weer op kon duiken op de plek waar ik het gevonden had. Afgezien daarvan was Paper Chase een razend spannend boek. Ik had het zo ongeveer in permanente bruikleen van de universiteitsbibliotheek. Uiteindelijk wilden ze het terug. Ze hebben het zo ongeveer uit mijn handen moeten trékken. Ik ging op zoek naar een eigen exemplaar. Dat bleek nog niet eenvoudig. Jarenlang heb ik er naar gezocht. Nergens te krijgen.
Tot ik in 2001 in London was J. Die wilde persé naar een tentoonstelling waar ik geen trek in had. Dus besloten we een middagje alleen op pad te gaan. Zij naar haar museum, ik naar dat museum dat zij helemaal niet zag zitten. Goeie deal. Aan het einde van de middag slenterde terug naar de plek waar we elkaar weer zouden ontmoeten. Ik passeerde een straat met een uithangbord van een antiquariaat. Zou ik? Ik keek op mijn horloge. Nog een dik half uur voordat J. zich zou melden. Twijfelend bleef ik op de hoek van de straat staan. Ze hadden het vast toch niet. Uiteindelijk besloot ik, meer voor mijn gemoedsrust dan in de hoop er mijn boek te vinden, toch even binnen te lopen. Op de deur stond dat ze tot vijf uur open waren. Het was tien voor vijf
Binnen was het er precies zoals een antiquariaat hoort te zijn. Nauwe looppaden, hoge kasten vol boeken en een prettige oudpapierlucht
"Ik ben al heel lang op zoek naar een boek van Nigel Lewis. Paper Chase. Heeft u dat toevallig in huis?".
"Ja", zei de man en hij beende de winkel in. Stomverbaasd bleef ik staan. "Ik heb het hier bij de kassa liggen", riep hij over zijn schouder. "Grappig dat je er naar vraagt. Ik vond het gisteren toevallig op een plank in het magazijn en heb het bij de kassa gelegd omdat het me wel interessant leek. Was eigenlijk van plan het zelf te gaan lezen". Even was ik bang dat hij het zelf wilde houden. Snel liep ik achter hem aan en vertelde opgewonden dat ik het al jáááren... Ik mocht het mee. Het boek dat nergens meer te krijgen was. Het boek dat, behalve over autografen van Mozart stiekem ook gaat over een verloren gewaand manuscript dat ik teruggevonden had. Zomaar bij toeval gevonden in Londen. Tien minuten voor sluitingstijd.
Had J. niet zo graag naar die tentoonstelling gewild.....
Had ik tien minuten later langsgelopen.....
Had J. niet zo graag naar die tentoonstelling gewild.....
Had ik tien minuten later langsgelopen.....
Ik heb nog nooit zo goed op mijn tas gepast.
Sinds 2001 staat het in mijn kast. Paper Chase. Niet te leen. Hooguit in te zien. In het echt of via mij lijstje.
vrijdag 4 februari 2011
LibraryThing genereert proefballonnetjes
Van collega H. hoorde ik dat hij soms onverhoeds in de flank wordt aangevallen door plukjes gymnasiasten van ’t Piter Jelles Gymansium. Verkenners die door hun leraar Grieks en Latijn naar de Buma gestuurd zijn. Zonder duidelijke reden of opdracht. H. laat zich in zo’n geval niet kennen. Hij lokt zijn overvallers mee naar de goed verdedigbare boekenstellingen en slaat ze dapper om de oren met de Klassieken.
H. kan ze wel aan, die gymnasiasten. Sterker nog, hij en Frou Greide broeden op plannen om gymnasiasten klassikaal naar Tresoar te lokken. De meer georganiseerde veldslag, zeg maar.
Ondertussen zit ik nog met die flasmobs van de LibraryThing in mijn hoofd. Daar moet je als educator toch iets mee kunnen?
Ping! Natuurlijk!
Hé Hans, zet die verkenners van ’t Piter Jelles aan LibraryThing. Laat ze zien hoe LibraryThing werkt. Is zo uitgelegd. Kind kan de was doen. Zeker als ze al op het gymnasium zitten. Laat ze vervolgens een paar willekeurige boeken uit de Buma zoeken. Die ze dan kunnen invoeren op het LibraryThing van Tresoar. Staat het boek er al in? Jammer, nieuw boek pakken. Fluister ze intussen samenzweerderig in hoe superhandig deze site is als je op zoek bent naar informatie, recensies en samenvattingen van boeken die op je leeslijst staan. If you can’t beat them, join them, weet je nog?
De voordelen lijken me duidelijk:
• zelf dingen doen is honderd keer leuker dan een verhaal over een bibliotheek aanhoren (wees eerlijk collegae, dat vinden jullie zelf stiekem ook)
• leerlingen leren een nieuw gadget kennen; LibraryThing
• leerlingen leren de collectie van de Buma kennen
• de collectie van de Buma wordt vindbaar via LibraryThing
Een hele gymnasiumklas binnen lokken? Organiseer een échte flashmob. Een overval.
Nee, niet schrikken, dat overvallen gaat heel gereguleerd. Via afspraken met de docent enzo.
Het leukste is natuurlijk als je het een beetje ludiek aanpakt. Dat je met de leraar afspreekt dat hij zijn leerlingen, desnoods na vooraf aangekondigd te hebben dat hij dat binnenkort zal doen, een sms stuurt dat ze NU (of morgen zo-en-zo laat) naar Tresoar moeten komen. Missie geheim.
En dan hetzelfde recept als hierboven. Hooguit met een klassikale instructie over LibraryThing in het leslokaal op Tresoar. Waar de computers al staan te zoemen en de leerlingen direct aan de slag kunnen.
Je kunt LibraryThing trouwens ook heel goed inzetten voor leerlingen die hun maatschappelijke stage moeten doen. Bied maar aan bij het Piter Jelles. Of willekeurig welke school.
Zeg, waarom zou je die flash-mobs / lesje LibraryThing eigenlijk niet gewoon opnemen in het educatieve programma? Of koppelen aan een excursie voor scholen? Je kunt leerlingen, behalve op de Buma, natuurlijk loslaten op elk willekeurig deel van de collectie. Romans, Friese letterkunde….
Ik zie wel mogelijkheden. En jullie?
Tot slot nog een heel vrolijk stemmend voorbeeld van een flashmob. Kippenvel!
Let vooral even op de lefgozer die daar midden op de vloer als eerste begint te dansen!
H. kan ze wel aan, die gymnasiasten. Sterker nog, hij en Frou Greide broeden op plannen om gymnasiasten klassikaal naar Tresoar te lokken. De meer georganiseerde veldslag, zeg maar.
Ondertussen zit ik nog met die flasmobs van de LibraryThing in mijn hoofd. Daar moet je als educator toch iets mee kunnen?
Ping! Natuurlijk!
Hé Hans, zet die verkenners van ’t Piter Jelles aan LibraryThing. Laat ze zien hoe LibraryThing werkt. Is zo uitgelegd. Kind kan de was doen. Zeker als ze al op het gymnasium zitten. Laat ze vervolgens een paar willekeurige boeken uit de Buma zoeken. Die ze dan kunnen invoeren op het LibraryThing van Tresoar. Staat het boek er al in? Jammer, nieuw boek pakken. Fluister ze intussen samenzweerderig in hoe superhandig deze site is als je op zoek bent naar informatie, recensies en samenvattingen van boeken die op je leeslijst staan. If you can’t beat them, join them, weet je nog?
De voordelen lijken me duidelijk:
• zelf dingen doen is honderd keer leuker dan een verhaal over een bibliotheek aanhoren (wees eerlijk collegae, dat vinden jullie zelf stiekem ook)
• leerlingen leren een nieuw gadget kennen; LibraryThing
• leerlingen leren de collectie van de Buma kennen
• de collectie van de Buma wordt vindbaar via LibraryThing
Een hele gymnasiumklas binnen lokken? Organiseer een échte flashmob. Een overval.
Nee, niet schrikken, dat overvallen gaat heel gereguleerd. Via afspraken met de docent enzo.
Het leukste is natuurlijk als je het een beetje ludiek aanpakt. Dat je met de leraar afspreekt dat hij zijn leerlingen, desnoods na vooraf aangekondigd te hebben dat hij dat binnenkort zal doen, een sms stuurt dat ze NU (of morgen zo-en-zo laat) naar Tresoar moeten komen. Missie geheim.
En dan hetzelfde recept als hierboven. Hooguit met een klassikale instructie over LibraryThing in het leslokaal op Tresoar. Waar de computers al staan te zoemen en de leerlingen direct aan de slag kunnen.
Je kunt LibraryThing trouwens ook heel goed inzetten voor leerlingen die hun maatschappelijke stage moeten doen. Bied maar aan bij het Piter Jelles. Of willekeurig welke school.
Zeg, waarom zou je die flash-mobs / lesje LibraryThing eigenlijk niet gewoon opnemen in het educatieve programma? Of koppelen aan een excursie voor scholen? Je kunt leerlingen, behalve op de Buma, natuurlijk loslaten op elk willekeurig deel van de collectie. Romans, Friese letterkunde….
Ik zie wel mogelijkheden. En jullie?
Tot slot nog een heel vrolijk stemmend voorbeeld van een flashmob. Kippenvel!
Let vooral even op de lefgozer die daar midden op de vloer als eerste begint te dansen!
Abonneren op:
Posts (Atom)