... over de speelse verbanden tussen dagelijks leven, kunst, erfgoed en nieuwe media.
woensdag 25 februari 2015
Smakhak
Er lopen wonderlijke dieren rond in het Groningerland.1) Neem nou de Smakhak. Die wordt zelfs bezongen door de Bond tegen Harries.
Ik zou je hier graag vertellen hoe zo'n Smakhak er uit ziet, maar ik heb er nog nooit één gezien en beschrijvingen van het beest laten nogal te wensen over. Ooggetuigen komen niet veel verder dan "een lang wit dier" of "een soort van hond".
Toch is er wel het één en ander bekend over dit wonderlijke wezen. Zo schijn je je als potentieel Smakhakspotter het best te kunnen opstellen langs de Delleweg tussen Stedum en Winneweer. Ter hoogte van de Stedumer richtplaats, om precies te zijn. Neem een nachtkijker mee, want de Smakhak opereert bij voorkeur in het donker.
Wie een Smakhak wil betrappen, moet 's nachts in z'n eentje over de Delleweg gaan patrouilleren. De Smakhak is namelijk geïnteresseerd in eenzame wandelaars. Als je de ooggetuigenverslagen mag geloven, schiet hij vanuit het niets plotseling vlak voor of achter je langs over de weg. Je ziet 'm nauwelijks, maar je hoort 'm heel duidelijk. Want zijn poten maken een smakkend, ploffend geluid.
Om eerlijk te zijn, vond ik het altijd een nogal ongeloofwaardig verhaal, dat van die Smakhak. Tot ik afgelopen zomer tijdens een fietstocht langs het Reitdiep dit vreemde dier op de weg vond. Ik heb het goed bekeken. En ben tot de conclusie gekomen dat het een verdwaalde, aangereden Smakhak is.
Naar aanleiding van deze vondst heb ik inmiddels ook een interessante hypothese ontwikkeld. Die gaat als volgt: een Smakhak verkleurt groen wanneer hij aan daglicht blootgesteld wordt. Ik zoek nog vrijwilligers die veldonderzoek willen gaan doen om deze hypothese te testen. Gegadigden kunnen zich bij mij melden via het reactieformulier onder aan dit bericht.
noten
1. Voor meer verhalen over wonderlijke fauna in het Groningerland, zie o.a.: J.A. Fijn van Draat (red.), E.J. Huizenga-Onnekes, Heksen- en Duivelsverhalen uit Groningerland, Winschoten, s.d. pp. 254-265.
afbeelding: foto gemaakt door auteur.
dinsdag 24 februari 2015
Eksters en duiven
Ze zijn er weer. De eksters en de houtduiven. Eerstgenoemden zijn druk bezig een nieuw nest te bouwen in één van de platanen voor ons huis. Laatstgenoemden kijken vooral toe. Ieder jaar opnieuw moet ik glimlachen als ik ze zo met z'n vieren bezig zie. Want ieder jaar opnieuw doen ze me denken aan het verhaal van de ekster die de duif leerde hoe hij een nest moet bouwen. Ik schreef er al eens over in een eerder bericht. Maar vertelde toen niet het hele verhaal. Bij deze doe ik dat alsnog. Maar dan wel in mijn eigen versie.
Komt 'ie.
Eksters bouwen prachtige nesten. Groot en stevig. Alle vogels praten daar met bewondering over. Ook de houtduif die, als het om nesten bouwen gaat, gerust een prutser genoemd mag worden. Dat weet hij zelf ook. Daarom besluit hij om de ekster te gaan vragen of die hem wil leren om ook zo’n mooi nest te bouwen.
Op een dag trekt de duif de stoute schoenen aan. Hij vliegt naar een boom waar een ekster druk bezig is zijn nest te maken. Een beetje verlegen kijkt hij vanaf een lage tak toe hoe de ekster en zijn vrouw druk heen en weer vliegen met bouwmateriaal. Wanneer het ekstermannetje even pauze neemt om te schelden tegen een kraai die in de buurt rondhangt, ziet hij ook de duif zitten. “En wat moet jij?” schreeuwt hij, nog helemaal opgewonden van zijn ruzie met de kraai. De duif schraapt zijn keel. “Ik kom kijken hoe jij een nest bouwt. Want daar ben ik zelf niet zo goed in”, zegt hij. De ekster kijkt hem strak aan. “Afkijken?” vraag hij achterdochtig. “Eh, nee meneer”, zegt de duif beleefd. “Ik zie het meer als leren”. De ekster houdt zijn kop scheef en hipt handig door de kruin van de boom naar beneden tot hij vlak boven de duif zit. De duif kijkt verlegen voor zich uit. “Voor leren moet je betalen”, zegt de ekster. De duif weet niet zo goed wat hij daarop moet zeggen. “Kijk,” gaat de ekster verder “ik wil jij best leren hoe je een fatsoenlijk nest moet bouwen. Maar daar wil ik wel iets voor terug”. Hij laat een veelbetekenende stilte vallen. De duif denkt hard na. De ekster hipt intussen van zijn ene voet op zijn andere. Het duurt hem allemaal te lang. “De rode koe”, zegt hij ongeduldig. “Die mooie rode koe van jou. Die wil ik”. De duif schrikt. Hij is nogal gehecht aan zijn rode koe. “Ja. Graag of traag”, zegt de ekster en hij doet alsof hij weg wil vliegen. “Goed, de koe”, roept de duif, bang dat hij geen tweede kans krijgt. De ekster lacht tevreden. “Kom maar mee”, roept hij. Handig vliegt hij tussen de takken door naar zijn nest. De duif volgt hem, klapperend met zijn vleugels.
Nog vóór de duif goed en wel geland is, begint de ekster al aan zijn uitleg. “Wat héél belangrijk is, daar moet je echt goed op letten, is dat je een mooie, gelijkmatige vork in de boom zoekt. Daarmee bedoel ik dat je een kruising van drie takken…”
Komt 'ie.
Eksters bouwen prachtige nesten. Groot en stevig. Alle vogels praten daar met bewondering over. Ook de houtduif die, als het om nesten bouwen gaat, gerust een prutser genoemd mag worden. Dat weet hij zelf ook. Daarom besluit hij om de ekster te gaan vragen of die hem wil leren om ook zo’n mooi nest te bouwen.
Op een dag trekt de duif de stoute schoenen aan. Hij vliegt naar een boom waar een ekster druk bezig is zijn nest te maken. Een beetje verlegen kijkt hij vanaf een lage tak toe hoe de ekster en zijn vrouw druk heen en weer vliegen met bouwmateriaal. Wanneer het ekstermannetje even pauze neemt om te schelden tegen een kraai die in de buurt rondhangt, ziet hij ook de duif zitten. “En wat moet jij?” schreeuwt hij, nog helemaal opgewonden van zijn ruzie met de kraai. De duif schraapt zijn keel. “Ik kom kijken hoe jij een nest bouwt. Want daar ben ik zelf niet zo goed in”, zegt hij. De ekster kijkt hem strak aan. “Afkijken?” vraag hij achterdochtig. “Eh, nee meneer”, zegt de duif beleefd. “Ik zie het meer als leren”. De ekster houdt zijn kop scheef en hipt handig door de kruin van de boom naar beneden tot hij vlak boven de duif zit. De duif kijkt verlegen voor zich uit. “Voor leren moet je betalen”, zegt de ekster. De duif weet niet zo goed wat hij daarop moet zeggen. “Kijk,” gaat de ekster verder “ik wil jij best leren hoe je een fatsoenlijk nest moet bouwen. Maar daar wil ik wel iets voor terug”. Hij laat een veelbetekenende stilte vallen. De duif denkt hard na. De ekster hipt intussen van zijn ene voet op zijn andere. Het duurt hem allemaal te lang. “De rode koe”, zegt hij ongeduldig. “Die mooie rode koe van jou. Die wil ik”. De duif schrikt. Hij is nogal gehecht aan zijn rode koe. “Ja. Graag of traag”, zegt de ekster en hij doet alsof hij weg wil vliegen. “Goed, de koe”, roept de duif, bang dat hij geen tweede kans krijgt. De ekster lacht tevreden. “Kom maar mee”, roept hij. Handig vliegt hij tussen de takken door naar zijn nest. De duif volgt hem, klapperend met zijn vleugels.
Nog vóór de duif goed en wel geland is, begint de ekster al aan zijn uitleg. “Wat héél belangrijk is, daar moet je echt goed op letten, is dat je een mooie, gelijkmatige vork in de boom zoekt. Daarmee bedoel ik dat je een kruising van drie takken…”
“Ja. Dat
snap ik”, zegt de duif. Hij wil dat de ekster graag laten zien dat hij een
snelle leerling is.
De ekster
kijkt even kort opzij. “Juist. Dus. Een vork. En dan ga je op zoek naar stevige
takken. Nog niet van die hele lange, maar ze moeten….”
“Een beetje
kort, dus”, onderbreekt de duif hem ijverig.
“Ja. Kort maar
stevig. En ze moeten natuurlijk langer zijn dan de ruimte tussen de takken van
de vork want je wilt niet…”
“Nee. Dat
wil je niet”, zegt de duif.
“Wat niet?”
vraag de ekster kribbig. Hij houdt er niet van om onderbroken te worden wanneer
hij net lekker aan het vertellen is.
“Nou…”, zegt
de duif wat ongemakkelijk “je wilt niet dat je eieren er doorheen zakken”.
“...of dat je
nest uit de boom dondert”, vult de ekster aan. “Precies. En daarom maak je
dus eerst een stevige bodem. Als het ware. En daarna ga met verder met de
wanden. Daarvoor kies je langere en iets dunnere takken die je steeds zó
neerlegt dat ze…”
“Ja. Ik snap
het”, zegt de duif, aangestoken door het enthousiaste geratel van ekster.
“... dat ze
mooi op de hoekverbindingen van de eerder neergelegde takken drukken”.
Geïrriteerd kijkt de ekster opzij naar de duif. Die knikt heftig, maar houdt zich verder stil.
De ekster haalt diep adem. “Kijk. En dan is het vervolgens de kunst om precies de goede takken te vinden. Takken die niet te lang zijn, maar ook niet te kort. Daar moet je echt oog voor hebben, weet je. En onderin moet je natuurlijk ruimte over laten zodat…”
“Ja. Ja. Ik snap het”, zegt de duif. De ekster gaat wat harder praten. “…ZODAT je een ingang hebt om...”
Geïrriteerd kijkt de ekster opzij naar de duif. Die knikt heftig, maar houdt zich verder stil.
De ekster haalt diep adem. “Kijk. En dan is het vervolgens de kunst om precies de goede takken te vinden. Takken die niet te lang zijn, maar ook niet te kort. Daar moet je echt oog voor hebben, weet je. En onderin moet je natuurlijk ruimte over laten zodat…”
“Ja. Ja. Ik snap het”, zegt de duif. De ekster gaat wat harder praten. “…ZODAT je een ingang hebt om...”
“Nee.
Helemaal duidelijk”, zegt de duif, ijverig knikkend.
“Zeg. Zal ik
het nog uitleggen of weet je ’t allemaal zelf al?” vraagt de ekster
pinnig.
“Nee, ga
door”, moedigt de duif aan.
“Juist. Dus.
Als je eenmaal een stevige bodem, redelijke wanden en een goede ingang hebt,
kun je daarna wel wat luchtiger…”
“Ja. Nee. Ik
snap het. Ga maar verder”, roept de duif. “Ik zie het helemaal voor me. Dit
wordt een makkie. Kan ik. Appeltje eitje. Fluitje van een cent”.
“Zo. Is dat
zo”, vraagt de ekster nét iets te langzaam. In zijn ijver om een goede leerling
te zijn, heeft de duif niet door dat de ekster behoorlijk in zijn wiek
geschoten is. “Appeltje eitje, zeg je? Fluitje van een cent? Hm?”
“Ja hoor,”
zegt de duif opgewekt. “Kind kan de was doen”.
“Oké. Goed”,
zegt de ekster afgemeten. “Dan zijn we
dus klaar. De les is afgelopen. En dan wil ik nu graag je rode koe”.
De duif is
gelijk nuchter. “Eh. Ja… Eh…”, stottert hij.
Er zit niets
anders op. De duif haalt zijn rode koe en geeft hem aan de ekster als beloning
voor de cursus nestbouw. Daarna gaat hij naar zijn eigen boom om zelf een nest
te bouwen. Hij moet beginnen met een vork tussen drie takken. Zoveel weet hij nog.
Of waren het er nou twee? Voor de zekerheid zoekt hij maar een vork
met drie takken. Stap twee. De duif zoekt een paar dikke takken en doet onhandige
pogingen om ze in de vork te leggen. Maar wat hij ook probeert, de takken
vallen steeds weer naar beneden. Na acht mislukte pogingen geeft hij het op.
Droevig zit hij voor zich uit te kijken. Zijn nest is mislukt en zijn rode koe
is hij kwijt. “Rode Koe…. Rode Koe….” roept hij zachtjes en verdrietig voor
zich uit. En zo komt het dus. Zo komt het dat de duif nog steeds van die
slordige nesten bouwt. En zo komt het dat hij nog steeds droevig roept om zijn
rode koe”.
herkomst afbeelding: www.flickr.com, geraadpleegd 24 februari 2014.
Abonneren op:
Posts (Atom)